Het moet in het najaar van 2014 geweest zijn dat ik in het maandblad vol trots verteld heb dat ik er helemaal bij hoor sinds ik de eigenaar van een I-phone ben geworden. Een I-phone is zo’n apparaat waar je niet alleen mee kunt bellen, maar je kunt er ook mee whatsappen, facebooken, internetten, foto’s maken, de route vinden, muziek luisteren, zelfs bijbellezen en nog veel meer. Wie één keer een I-phone heeft, kan vanaf dag één ook niet meer zonder. Ik moet zelfs bekennen dat ik eens in paniek halverwege Wezep rechtsomkeert heb gemaakt toen ik ontdekte dat mijn geliefde speeltje nog thuis in m’n werkkamer lag. En zonder I-phone op pad gaan was simpelweg geen optie. Maar op een kwade zondagmorgen werd ik acuut met m’n neus op de feiten gedrukt toen ik met weemoed afscheid moest nemen van mijn geliefde digitale metgezel. Het begon allemaal zo vreedzaam. Zoals iedere zondag had ik in alle rust ’s morgens vroeg de preek nog eens doorgenomen, waarna vrouwlief en ondergetekende op vredige wijze genoten van het ontbijt met twee mokken koffie. Klokslag tien over negen maken wij ons vervolgens op om richting Oldebroek te vertrekken. Terwijl ik me richting de auto begeef, maakt mijn geliefde echtgenote zoals gewoonlijk om de één of andere onverklaarbare reden nog even een rondje door het huis en legt de kussens recht in de zitkamer voordat ze in de auto stapt. Ik loop alvast naar buiten, met in mijn handen de preek, de bijbel, m’n bril, de autopapieren en de I-phone. Niets aan de hand. Bij de auto gekomen leg ik mijn colbertje op de achterbank, om te voorkomen dat de gladgestreken rug van m’n jasje in een wasbord verandert. Ook de andere spullen gaan op de achterbank, behalve mijn autopapieren en I-phone. Die moeten straks in het dashboardkastje gelegd worden. Terwijl ik m’n jasje uitdoe leg ik deze attributen nog even op het dak van de auto. Ook nog niets aan de hand, dat doe ik wel vaker. Maar deze keer gaat het mis. Terwijl ik in gedachten al ongeveer op de preekstoel in Oldebroek sta, laat ik m’n geliefde I-phone met autopapieren op het dak van de auto liggen en rijd nietsvermoedend met gejubel en gejuich richting Oldebroek. Het was pas ruim twee uur later, na afloop van de dienst, dat we onder onze veranda een verpulverde I-phone, een kromgebogen rijbewijs en een betaalpas in twee stukken terugvonden. Met dank aan de eerlijke vinder, dat wel natuurlijk. Maar vol afschuw moest ik ontdekken dat m’n speeltje geen enkel teken van leven meer gaf. Foto’s kwijt, adresboek verdwenen en per direct niet meer bereikbaar. ”Je moet ook kopieën maken” vertelden de geleerden me, "je kunt het opslaan in de ‘cloud’ (Engels voor wolk), dan blijft alles bewaard". Te laat. Het kwaad is geschied. Kopiëren leek me onnodig. Na enige inspanning mag ik opnieuw eigenaar zijn van een nieuwe I-phone. Ook is mijn adresbroek weer redelijk op orde. En inmiddels weet ik zelfs hoe ik ‘in the cloud’ kan opslaan. Een harde les. Een lesje in afhankelijkheid. Waar zit je aan vast. Je kunt denken dat je je aardse zaakjes goed voor elkaar hebt. Totdat het misgaat en je ontdekt dat je het ‘hoger op’ had moeten zoeken.
1 Comment
Daar zaten we, onwennig op onze knieën in de Anglicaanse kerk van Barmouth (Wales). Naast me zit Marja, en daarnaast zitten onze vrienden. Net als wij doodgewone Woapenvelders, hoewel ze nog niet zolang geleden geëmigreerd zijn van de Veluwe naar het verre Drenthe, zie ik hen nog steeds een beetje als Woapenvelders. Tot nu toe hebben we met elkaar nog niet echt met een taalbarrière te maken. We verstoan mekoar nog bes’. Want zowel Drenthe als de Veluwe behoort tot het zogenaamde Nedersaksische taalgebied. De onderlinge verschillen zijn te verwaarlozen. Maar dat is daar in die dienst wel even anders. Zojuist hebben we het ‘Onze Vader’ in het Keltisch gehoord. Tenminste, daar gaan we vanuit, dat het Keltisch was. Het zou ook in het Russisch geweest kunnen zijn. In beide gevallen zou ik er geen chocola van kunnen maken. Gelukkig stond in de liturgie de Engelse vertaling ernaast. Het is dus wel vrij zeker dat het om het ‘Onze Vader’ ging. Maar nu zitten we op onze knieën, terwijl een mevrouw in een witte jurk – the pastor of the church - langs komt met brood en wijn. Want vandaag zou het ‘ the Lords Supper’ zijn, de Maaltijd van de Heer. Het gaat wel een beetje anders dan we gewend zijn. Onze kleine stukjes witte brood zijn vervangen door in stukken gebroken toastjes en onze druivensap is weer vervangen door echte wijn. En daar waar bij ons in Oldebroek de gewoonte bestaat om brood en beker rond te brengen, je kunt gewoon in je bank blijven zitten, worden we nu geacht met z’n allen in de benen te komen en op de knieën te gaan op een knielbank voor in de kerk. In Oldebroek zijn we niet zo erg van liturgische gewaden en zo, we komen van de Veluwe en daar houden we niet van apartigheid, maar hier liep de complete kerkenraad in een soort witte onderjurk. En geloof me, voor een Veluwse kerk zijn we echt niet heel ouderwets of zo, de dames mogen bijna alles in de kerk, maar het bedienen van het Avondmaal nou net weer even niet. En dat mocht hier in deze, in mijn ogen toch best traditionele, kerk in Barmouth, dus weer wel. Zo kan het gaan. In de kerk waren zo’n dertig mensen aanwezig. Hoofdzakelijk ouderen. Wat een verschil. In Oldebroek, in het bruisende centrum van de Biblebelt, puilen we zondag aan zondag met 500 volwassenen en 120 kinderen uit ons gebouw. En dan hebben we het alleen nog maar over ons eigen filiaal. Want er staan in Oldebroek nog een stuk of zes afsplitsingen van afsplitsingen, waarvan het merendeel ook uitpuilt. Eigenlijk ging alles een beetje anders dan thuis en dan maakte het ook wel leuk. De meeste liederen waren onbekend. Hoewel het overgrote deel van de dienst in het Engels werd gedaan, sprak de vrouwelijke collega zo snel dat ik ongeveer vijftig procent van de preek snapte, of andersom, vijftig procent niet snapte. Maar ook hetgeen ik niet begreep bracht ze zo enthousiast – vol van God betekent dat trouwens – dat ik het wel leuk vond. De lieve collega met haar witte jurk maakte ook nog gebruik van een beamer. Absolute troost was wel dat ook zij er niet mee kon omgaan. Op momenten dat plaatjes moesten verschijnen, verschenen ze niet, en op momenten dat ze niet moesten verschijnen, verschenen ze wel. Wat ik in ieder geval wel begreep was dat het ging over die twee mannen uit Emmaüs, die helemaal niet door hadden dat de vreemdeling die naast hen liep, de Opgestane zelf was. Dat was zo’n beetje de strekking van haar verhaal…..zien we eigenlijk wel wie Hij is! En hoewel we vanwege taal – en traditieverschillen lang niet alles meekregen in de dienst werd dit wel duidelijk. Het gaat erom dat we zien wie Hij is. En daar had deze vriendelijke, enthousiaste collega met witte jurk, afkomstig van de andere kant van de Noordzee, alle gelijk van de wereld. Dat is de inhoud! De rest is de verpakking. De inhoud is hoofdzaak, verpakking is bijzaak. Geen onbelangrijk onderscheid lijkt me zo. Dat mocht ik in ieder geval leren daar, tijdens de ontmoeting met deze aardige Welshmen. Je taal, je gebruiken, je jurk en je gewoontes kunnen verschillen, maar het gaat om Hem. Het gaat erom dat we zien wie Hij is. Een mooie ervaring, we mochten het zien, we mochten het een beetje horen, we mochten het voelen in onze knieën en we mochten het zelfs proeven. Ik dacht, als ik terug ben dan ga ik dat in Oldebroek vertellen. De verkiezingswind is weer gaan liggen in Nederland. Na wekenlang geroep van rechts dat Nederland niet ver verwijderd is van een identiteitsverandering richting een islamitische dictatoriale staat en geroep van links dat de lucht die we inademen puur vergif is, valt mijn oog ineens op een klein artikeltje in de krant. De Nederlanders zijn gelukkig! 90 Procent van het Nederlandse volk is tevreden met z’n bestaan. Huh…..hoe kan dat? Hebben we het over hetzelfde land en over hetzelfde volk waar de afgelopen weken politici en fanatici elkaar bekogelden met oneliners? Het lijkt zo te zijn. Hoe kan dan het verschil zo groot zijn? Dat komt naar mijn idee omdat je de zwijgende meerderheid niet hoort. En het zijn juist die zwijgers die over het algemeen helemaal niet zo ontevreden zijn met hun bestaan. Heel veel Nederlanders leven boven de armoedegrens, hebben te eten, zijn redelijk gezond en zijn in staat hun hypotheek te betalen. En de kans dat we door een aanslag van radicale moslims om het leven komen is te verwaarlozen. Bovendien mogen we denken, geloven en schrijven wat we willen. In feite is Nederland – zeker in vergelijking met andere landen – superveilig en is het over algemeen genomen goed toeven in ons kikkerlandje. Na alle kritiek die ons van links en rechts om de oren vloog de afgelopen weken is het wel weer eens goed om te beseffen dat het overgrote deel van ons nuchtere volkje noch altijd weet wat relativeren is. Daar even over door mijmerend vroeg ik me af hoe dat dan in kerkelijk Nederland zou zijn. De overeenkomst met ons vaderland is dat de kerk waar ik lid van ben (bijna alleen maar) uit Nederlanders bestaat. We mogen daarom aannemen dat het merendeel van het kerkvolk daarom niet ontevreden zal zijn over z’n leventje en dat ook het merendeel niet ontevreden zal zijn over het kerkelijk leventje. Maar ook in de kerk kun je te maken krijgen met geroep van linker – of rechterzijde dat er wel het één en ander aan mankeert. Van rechts wordt er geroepen dat we onze identiteit dreigen te verliezen en van links worden er stemmen gehoord dat de geestelijke lucht die we inademen steeds meer naar spruitjes begint te ruiken. En natuurlijk, af en toe zullen de criticasters wel een puntje hebben en zullen er hier en daar ook wel eens schoonheidsfoutjes optreden. Maar als wij alleen maar luisteren naar de roepers en niet beseffen dat er 90 procent zwijgers zijn, dan kan er maar zo een vertekend beeld ontstaan. Nadeel is dat het geroep van de 10 procent mopperaars veel harder binnenkomt en dat je door de tranen in je ogen de tevreden blik van de 90 procent zwijgers niet meer ziet. Misschien ben ik te optimistisch, maar ik wil er vanuit blijven gaan dat er waarneembaar verschil is tussen het Nederlandse volk en het kerkvolk. Van kerkmensen mag je verwachten dat zij zich willen laten leiden door het zogenaamde GGA principe. Een principe dat maakt dat we ons niet willen laten leiden door onze emoties, dat we ons niet richten op onderlinge verschillen maar op wat samenbindt en dat we ons in onze onderlinge omgang willen focussen op ons grote Voorbeeld, die zich wegcijferde voor het welzijn van de ander. Wat zou het geweldig zijn als dit principe onze levens en dus ook ons onderlinge leven meer en meer zal gaan doortrekken. Want in een samenleving waar het GGA principe werkt vertellen de zwijgers elkaar hoe geweldig tevreden ze zijn en houden de roepers hun kiezen wat vaker op elkaar. O ja, misschien vraagt u zich af wat het GGA principe is? U kunt het lezen in Efeziërs 4:20 (NBG): Gij Geheel Anders….! Het gebeurde zomaar op een doordeweekse middag. Ik meen dat het een woensdag was. Het ‘amen’ van de preek is ingetypt, de liturgie voor de dienst is naar de koster en het 'beamteam' gemaild. Op zo’n verloren ogenblikje bedenk ik nog wel eens om nog even op Facebook te kijken. Voor zulke momenten heeft mijn lieftallige echtgenote trouwens een gevoelige antenne. Want het komt nog al eens voor dat zij net toevallig m’n werkkamer binnenkomt als ik alweer op Facebook zit te kijken. Haarfijn weet ze mij er dan met een bezorgde blik aan te herinneren dat sociale media tijdverspilling en ook nog eens zeer verslavend is. En dat geldt echt niet minder voor voorgangers. Maar deze keer gaat het anders. Vrouwlief is in geen velden of wegen te bekennen en ik krijg volop de gelegenheid om de laatste berichten langs te scrollen. Op Facebook komt meestal niet zoveel spannends voorbij. Omdat ik alleen familieleden als Facebookvrienden heb toegelaten – sorry voor alle vriendschapsverzoeken van VEG-ers - blijft het meestal beperkt tot familiefoto’s en berichtjes en de laatste tijd, tot mijn grote ergernis, steeds meer nutteloze reclame. Plotseling valt mijn oog echter op een schokkende foto. Het is een selfie van een jongedame midden in een kuil met lichamen van in de oorlog omgekomen Joden. Wie bedenkt het nu om zo’n foto te plaatsen? Afschuwelijk! Na wat speurwerk ontdek ik dat de foto afkomstig is van de Israëlische kunstenaar Shahak Shapira. Op zijn website yolocaust.de, yolo staat voor ‘you only live once’ (je leeft maar één keer) en waar holocaust voor staat hoef ik niet uit te leggen, wil hij met een aantal van dit soort foto’s de selfie-generatie een spiegel voorhouden. De foto’s zijn genomen in Berlijn bij het Holocaust-monument. Het monument bestaat uit 2711 betonblokken van verschillende hoogte als herinnering aan de omgekomen Joodse slachtoffers in de 2e Wereldoorlog. Door mensen die dit monument bezoeken worden uiteraard veel foto’s gemaakt. Maar bij sommige bezoekers vraag je jezelf toch af of ze wel beseffen waar het monument voor staat. Lachend en in allerlei vrolijke standjes schieten ze hun selfies tussen de blokken. De maker van de schokkende foto’s heeft bedacht om de foto’s te bewerken en de blokken te vervangen door een afbeelding waar de blokken je aan moeten herinneren. Als je dat doet, besef je ineens hoe bizar het is om lachend op een foto te staan op een plaats die aan de gruwelijkheden herinnert van Nazi-Duitsland in hun poging om alle Joden uit te roeien. Op een dergelijke plaats val je stil of schiet je vol, maar te lachen valt er niets. Ik ben nooit in Berlijn geweest, wel in Jeruzalem, in Yad Vashem. Nog vaak denk ik terug aan het moment dat we met een hele groep langs het monument van de kinderen liepen, waar in een eindeloze stroom de namen gelezen werden van Joodse kinderen die het leven lieten onder nazigeweld. Eén voor één, bloemen geknakt in de bloei, onschuldig weggevaagd. We vielen stil en diep geraakt hield bijna niemand van ons het droog op dat moment. Onvoorstelbaar dat er ook nu nog mensen zijn die deze gebeurtenissen bagatelliseren, spreekkoren aanheffen op tribunes, grappen maken over wat het Joodse volk is overkomen, of erger nog, de Shoah ontkennen. Onbegrijpelijk, schokkend, respectloos en onmenselijk. Misschien vraag je jezelf af wat je met deze informatie moet? Ik zou zeggen, laat het diep tot je doordringen en sluit je zwijgend aan bij de woorden van de profeet Jeremia (8:21): getroffen ben ik door de wond van mijn volk…..ontzetting grijpt mij aan. 'Terwijl ik achter mijn computer de eerste woorden van deze column schrijf worden de nieuwsberichten beheerst door twee gebeurtenissen. Aan de ene kant is daar de intocht van Sinterklaas met strenge politiebewaking. Ik merk aan mezelf een zekere mate van irritatie omdat een, in mijn ogen, onschuldig kinderfeestje verworden is tot een politieke discussie. Typisch Nederland om iets wat een gezellig volksgebeuren moet zijn te verknallen met – al dan niet vredelievende – demonstraties. Wie voorstander is om Piet toch vooral zwart te laten, kan, zonder dat hij of zij dat wil, voor een racist worden aangezien. En andersom, wie onder geen beding onze zwarte medelanders voor de schenen wil schoppen wordt spelbederf verweten. Hij wordt gelabeld als de één of andere linkse rakker die geen respect heeft voor onze Nederlandse cultuur, alleen omdat hij omwille van de onderlinge vrede Piet een metamorfose wil laten ondergaan. Eerlijk gezegd weet ik het antwoord niet. Nooit heb ik zelf tijdens de viering van Sinterklaas bedacht dat een zwarte Piet wel heel erg kwetsend zou kunnen zijn voor gekleurde medemensen. Maar de eerlijkheid gebiedt me ook om te zeggen dat ik niet kan invoelen wat het is om een gekleurde medemens te zijn in een ‘wit land’ terwijl je voorouders als ‘zwarte knechten’ naar ’witte landen’ zijn getransporteerd in een periode die wij nog altijd vol trots de Gouden Eeuw noemen. Misschien moeten we Klaas wel zwart schilderen en Piet wit laten, en zodoende laten zien dat we echt geen onderscheid willen maken. Hoe het ook gevierd gaat worden, ik heb er wel weer zin in. Voor ons gezin betekent het altijd flauwekul-cadeautjes met daarbij melige gedichten waarin we elkaars bloopers en typerende karaktereigenschappen uitvergroten. Elkaar gekscherend op de korrel nemen kan namelijk prima als je het goed hebt met elkaar. Die gezelligheid zal ons niet worden afgenomen, daar verandert de kleur van Piet helemaal niets aan. De tweede gebeurtenis is natuurlijk de presidentsverkiezing in Amerika. Donald Trump heeft tegen alle verwachtingen in gewonnen. Wat mij betreft geldt hier hetzelfde als bij Piet. Ik weet niet wat ik er van moet vinden. Er zijn christelijke leiders in ons land die met grote zekerheid durven te verkondigen dat de overwinning van Trump een gebedsverhoring is in verband met zijn anti-abortus standpunt. Anderen weten aan de hand van Oudtestamentische profetieën met zekerheid te vertellen dat het einde der tijden nu met rasse schreden nadert. Ik weet het gewoon niet…..Hoewel ik mezelf absoluut als pro-life zal willen omschrijven lijkt het me niet verstandig om iemands politieke handelen alleen door deze bril te bekijken. Er zijn meer belangrijke items. Hoe om te gaan met wereldvrede, het milieu, vluchtelingen, arm en rijk, om maar wat te noemen? En bovendien is het gezien zijn onsmakelijke uitlatingen nog maar zeer de vraag of onze Donald wel zo’n gezinsman is als hij graag wil laten voorkomen. Als woord en daad zover uit elkaar liggen, lijkt het me voor een Amerikaans burger een hele crime om uit te leggen aan je kinderen dat deze meneer als een soort ‘vader des vaderlands’ hèt voorbeeld van de ideale Amerikaanse burger zal gaan vertonen. Terwijl de kranten en de nieuwszenders zich druk maken over Piet en Donald maken de kerken in de wereld zich weer op voor het kerstfeest. De Koning zelf is onder z’n onderdanen komen wonen. Mens onder de mensen. Deze fascinerende gebeurtenis moet jaar in jaar uit gevierd worden. We hebben niet voor niets eeuwen geleden besloten de wereldgebeurtenissen te dateren in het aantal jaren voor - en na Christus. Iedere kalender en agenda verwijst naar de stal van Bethlehem! Hoe het met Piet en Donald moet in de toekomst….ik zou het niet weten. Maar dat er Iemand is die ook het nieuwe jaar in z’n hand zal hebben, daar hoeven we geen seconde aan te twijfelen. Want ook voor 2017 geldt dat het Anno Domini (het jaar onzes Heren) is! Het is alweer een jaar of vijf geleden dat ik met een groepje mensen Roemenië bezocht. Tijdens het zien (en ruiken) van de armoede daar heb ik geregeld gedacht hoe geweldig blij ik ben dat ik in Nederland mag wonen. Diezelfde gedachte komt boven zodra ik word geconfronteerd met nieuwsberichten over natuurrampen, christenvervolging, gebrekkige gezondheidszorg in armoedegebieden, vluchtelingen voor oorlogsgeweld, onderdrukking van vrouwen en ga zo maar door. Al deze dingen overdenkend zijn er maar weinig plaatsen op deze wereld waar de kwaliteit van leven beter is dan in Nederland. Nu staan Nederlanders over het algemeen bekend als klagers. Ik geef toe dat het Nederlandse weer daar ook vaker aanleiding voor geeft dan de weersomstandigheden elders in de wereld, maar laten we eerlijk zijn, we hebben het aan onze vrijheid te danken dat we mogen klagen! Er zijn landen genoeg in de wereld waar niet eens ruimte is om je klachten te uiten. Nederland is een land van vrijheid! We kennen vrijheid van godsdienst. Dat betekent dat ik alle ruimte krijg om christen te zijn, daar over te schrijven en te praten met wie ik wil. Dat betekent ook dat een ander een niet-christen mag zijn, of een anders-gelovige en daar over mag schrijven en praten met wie hij wil. Dat hoort bij vrijheid van godsdienst. Nederland is een land van vrijheid van meningsuiting. Dat betekent dat ik over welk onderwerp dan ook een mening mag hebben. En voor ieder ander met een andere mening dan ik geldt hetzelfde. Nederland is democratisch. Dat wil zeggen dat in feite de meerderheid bepaalt wat er gebeurt. In een dergelijk systeem kan het dus gebeuren dat er dingen besloten worden waar ik moeite mee heb, omdat ze bijvoorbeeld ingaan tegen mijn geloofsovertuiging of ethische overtuiging. Dat is lastig, maar dat hoort bij een democratische samenleving. En soms gebeurt het ook dat er beslissingen genomen worden door de meerderheid waar ik wel blij mee ben en anderen niet. Dat hoort er allemaal bij. Nederlanders zijn met elkaar een tolerant volkje. We hebben geleerd met al die verschillende opvattingen om te gaan. Naar mijn mening kunnen we alleen op die manier functioneren als er een basishouding is van respect voor elkaar. Ik zal respect moeten hebben voor andersdenkenden, andersdenkenden zullen respect moeten hebben voor mij. En met elkaar zullen we respect moeten opbrengen voor de door onszelf gekozen overheid en andere gezagsdragers. Nu worden we de laatste tijd steeds vaker geconfronteerd met veelal allochtone jongeren die als vlogger hun vrijheid misbruiken door respectloos om te gaan met hun medemens. Waarschijnlijk hebben deze jongeren nog niet goed begrepen wat het betekent om een land te zijn van vrijheid, mogelijk omdat zij zelf afkomstig zijn uit een land waar nauwelijks sprake van vrijheid van meningsuiting of godsdienst is. Maar het moet me ook van het hart dat steeds vaker autochtone Nederlanders, als reactie, van een respectloze houding blijk geven via sociale media. Het lijkt normaal geworden te zijn om te schelden op asielzoekers, joden, christenen, moslims, homo’s, supporters van andere voetbalclubs (Ajax supporters worden ‘neusjes’ genoemd als verwijzing naar het joodse volk), kortom naar iedereen die andere voorkeuren heeft dan jijzelf hebt. En daarbij wensen de partijen elkaar de meest enge ziektes toe. Woorden die je meestal niet recht in iemands gezicht zegt, maar wel veilig achter je toetsenbordje. Mensen die zichzelf verlagen tot het gebruik van dergelijke woorden zou ik bijna willen uitnodigen om mee te gaan naar een hospice om te zien wat het is om met een dergelijke ziekte te moeten dealen. Ik houd van vrijheid. Maar ik houd niet van misbruik van onze vrijheid. Onze vrijheid kan alleen gewaarborgd blijven als we met respect blijven omgaan met elkaar. Als we dat kunnen opbrengen dan hebben we als Nederlanders en medelanders niets te klagen. Nou vooruit …..alleen af en toe over het weer dan. Inmiddels zal het onder het Vrije Evangelische Kerkvolk al wel bekend zijn dat deze voorganger een liefhebber is van het onvolprezen voetbalspel. Hoewel er tijdens de Europese Kampioenschappen weer volop de gelegenheid was om uren achtereen voor de buis te zitten, heb ik daar maar weinig gebruik van gemaakt. Het is en blijft voor ons Nederlanders maar moeilijk te verteren dat we niet van de partij zijn. Geen oranje vlaggen, versierde huizen, prullaria in supermarkten of toeterende auto’s. Niets van dat alles, onze jongens zijn er gewoon niet bij. Tegelijkertijd biedt de Nederlandse afwezigheid ook de gelegenheid om het een en ander wat meer van een afstandje te bekijken. Als neutrale kijker ervaar je dan dat de wedstrijden minder spannend zijn omdat het er toch niet toe doet wie er wint. De enige opwinding van betekenis zijn de incidentele hoogstandjes van de een of andere Portugese ijdeltuit, die hoe geniaal hij ook is, met zijn zelfingenomen trekjes de bewondering van deze neutrale kijker in ieder geval weer snel weet te verspelen. Rondom de velden is echter meer te beleven. Russische hooligans gaan zich schandalig te buiten aan vechtpartijen en vernielingen. Voor niet-voetbal-liefhebbers koren op de molen en het zoveelste bewijs dat er een eind moet komen aan dergelijke geldverslindende evenementen. Wat een contrast met het gedrag van de Noord-Ieren. Via FB circuleren filmpjes van Noord-Ierse fans die vooral genieten en plezier lijken te hebben en zelfs vertederend een slaapliedje zingen voor een baby bij hen in een treincoupé. Zelfs de niet-voetbal-liefhebbers worden in hun diepste innerlijk geraakt. Zo kan het dus ook. Conclusie: of je een hooligan bent of een fan maakt een wezenlijk verschil voor het imago van de voetballerij. Aan dit voorbeeld moest ik denken nadat in Amerika een afschuwelijke moordpartij plaatsvond in een homobar. 49 Mensen vonden op tragische wijze de dood. Wat een waanzin, wat een verdriet voor de getroffen families. Tijdens de ter aarde bestelling, terwijl families en vrienden troost zochten bij elkaar, achtte een christelijke kerk het nodig om te demonstreren tegen homoseksualiteit. Wat mij betreft is de overeenkomst met de Russische hooligans treffend. De Russen maken slechte reclame voor het voetbal. Deze ‘hooligans’ doen dat voor het christendom. Mogen zij dan hun mening niet hebben? O jawel, maar de vraag is of de Grondlegger van de Kerk op dit moment blij is met een opgeheven wijsvingertje en of het te allen tijde in overeenstemming met Zijn karakter is om over het verdriet van rouwenden heen te walsen. Is gemeende compassie, oprecht meeleven en invoelende liefde niet de enige juiste reactie voor een Jezus-‘fan’ op zo’n moment? Niet jouw mening is nu van belang, maar de vraag hoe jij omgaat met mensen die een andere mening zijn toegedaan. Zo heeft de Grondlegger dat toch zelf voor gedaan tijdens Zijn aardse rondwandeling. Op het moment van de begrafenis sierde een regenboog de lucht boven de rouwende massa. Verschillende mensen geven aan die boog verschillende betekenissen. Wat mij betreft vooral een teken uit de hemel. “Ik ben er wel! Ook in dit verdriet mag ieder van jullie bij Mij terecht!” Naar aanleiding van deze gebeurtenis wil ik mezelf opnieuw die lastige vraag stellen: wat ben ik eigenlijk, een ‘hooligan’ of een ‘fan’? Ik hoop een ‘fan’. Maar eens te meer besef ik dat we met elkaar het gevaar lopen dat we in ons enthousiasme wel eens ‘hooligan’-trekjes vertonen? Het betweterige wijsvingertje is een valkuil. En onze snelle tong en (minder) overtuigende argumenten zijn niet altijd de juiste antwoorden op gestelde vragen geweest. Ik hoop oprecht dat de schade beperkt is gebleven. Ik wil in de eerste plaats Jezus-‘fan’ zijn. Zijn liefde trof me ooit tot in m’n diepste innerlijk. En sindsdien zit ik bij Hem in de leerschool om die liefde en compassie uit te delen. (Sorry, ik ben nog in opleiding, het gaat nog wel eens fout). Wij spreken in onze kerken graag over het Goede Nieuws. Hoe komt het toch dat onze leefwereld de christelijke boodschap steeds meer als slecht nieuws is gaan ervaren? Zou dat niet te maken kunnen hebben met de vraag of we ‘hooligans’ of ‘fans’ zijn? Ik zie uit naar de dag dat hooligans stoppen met het verzieken van het beeld van de voetbalwereld, want voetbal is en blijft een ontzettend leuk spelletje! Ik zie uit naar de dag dat christelijke ‘hooligans’ stoppen met het verzieken van het beeld van het christendom en dat we als echte ‘fans’ zichtbaar maken dat het Evangelie echt Goed Nieuws is! Ongeveer een half uurtje geleden heb ik het ‘Amen’ ingetypt van de preek voor a.s. zondag. Een prettig en opgelucht gevoel maakt zich dan meestal van mij meester. Het is ook deze keer weer gelukt. Nu had ik me voorgenomen om, als de preek klaar is, meteen maar een verhaaltje voor ‘Hartig en Gekruid’ te schrijven in het maandblad. Maar dat valt dan toch weer wat tegen. Meestal vind ik de omschakeling naar een ander onderwerp niet makkelijk. En het wordt nog moeilijker als je nog geen flauw benul hebt waarover je zult gaan schrijven. Soms helpt het om even wat anders te doen. Wandelen of zo. Het leek me daarom nu een uitstekend moment voor m’n dagelijkse wandeling naar de brievenbus. Dat is altijd toch nog zo’n slordige 15 meter heen en 15 meter terug. Je hoeft er niet eens de wandelschoenen voor aan te doen. Op het eerste gezicht zag ik niets verontrustends in de brievenbus. Zoals altijd een paar enveloppen van hulpverleningsorganisaties die hopen op een deel van ons vakantiegeld. Daar kan ik trouwens prima mee leven, deze organisaties steken de handen uit de mouwen op plaatsen waar ik dat niet doe. Dus ook deze keer zullen we wel weer ons aandeeltje leveren. Maar tussen de Dorcas, Tear en Redt een Kind enveloppen valt mijn oog plotseling op een witte envelop met zo’n paarse, verticale balk. Centraal Justitieel Incassobureau staat erop . M’n hart slaat over. Ik weet al wel weer wat dit betekent: een bekeuring. Met bevende handen maak ik de envelop open. Zachtjes prevelt mijn mond de woorden “Laat ik het niet zijn…..laat het nu eens Marja zijn die een verkeersovertreding heeft begaan”. Ik kijk naar de datum, ik kijk naar de plaats, Hilversum. Het is duidelijk. Dat moet ikzelf geweest zijn. Onmogelijk om met een smoesje te proberen m’n gezicht te redden en te doen of ik het niet geweest ben. Volgens mijn agenda was ik het zelf die op die datum in Hilversum was. Als het nu in Zwolle of Oldebroek of zo gebeurd was, dan had ik nog een kansje gehad om er onder uit te komen, maar nu heb ik geen schijn van kans. Ik was in Hilversum, bij de Evangelische Omroep nog wel. Ik mocht daar een meditatie verzorgen voor het radioprogramma Groot Nieuws. U hebt toch wel geluisterd, hè, op die zondagmorgen van 26 juni tussen acht en negen uur ’s morgens op Radio 5? Ik heb een meditatie verzorgd over het wonder van genade. U weet wel, dat verhaal van die werkers die maar een uurtje in de wijngaard hebben gewerkt en toch een compleet dagloon krijgen. Genade is dat je krijgt wat je niet verdiend! Eerlijk gezegd had ik zelf dat programma nog nooit eerder beluisterd. Maar ik hoop van harte dat de boodschap van genade is overgekomen bij EO-luisterend Nederland. Genade, daar weten ze bij justitie dus echt niet over mee te praten. Die paarse envelop toont genadeloos welke misdaad ik heb begaan. Een bekeuring van maar liefst 36 euro omdat ik op een plaats waar 50 km per uur gereden mocht worden ongegeneerd 57 km per uur reed. Gecorrigeerd is dat nog altijd 54 km per uur. Levensgevaarlijk, dat begrijpt u! Misdadig om met zo’n snelheid over ’s Heren wegen te scheuren. En dan wel voor de EO radio komen. Huichelachtig, volkomen terecht dat dit soort misstanden aangepakt worden. Betalen zul je, boeten, wie niet luisteren wil moet maar voelen. Eerlijk gezegd vind ik het eerder misdadig om iemand voor zoiets onzinnig kleins te laten betalen. Op de kilometerteller in je auto is het verschil nauwelijks zichtbaar. En zelfs als ik heel diep in de uithoeken van m’n geweten zoek voel ik me nog steeds niet schuldig. Dan zijn er wel andere dingen te noemen die niet helemaal in de haak zijn geweest (ja, dat komt ook bij voorgangers voor). Geen dingen waar je een strafblad voor krijgt of zo, maar eerder het gevoel dat je niet bent zoals je eigenlijk zou moeten zijn. Maar laten dat nu weer dingen zijn waar ze bij justitie minder moeilijk over doen. Maar gelukkig, daar heb ik een ander adresje voor. Ik weet Iemand die veel ruimhartiger is. Hij heeft Zelf voor mij betaald en geboet. En omdat ik niet luisterde heeft Hij gevoeld. Wees nou eens eerlijk…..dat is toch pas echt genadig! Ter nagedachtenis aan mijn nicht Wanda Esselink Gisteren hebben we afscheid genomen van een zeer bijzonder familielid. Niet dat mijn nicht een indrukwekkende bijdrage aan de maatschappij heeft geleverd. Ze had niet gestudeerd, ze genoot geen regionale, landelijke of internationale bekendheid. Nee, haar wereld was niet veel groter dan de wereld van de verpleeginrichting waar ze verbleef. Mijn nicht had een verstandelijke beperking. Zo noemen we dat tegenwoordig. Vroeger waagde men het wel eens te zeggen dat iemand die te zorgen had voor een kind met een dergelijke beperking een ‘ongelukkig kind’ had. Volkomen onterecht natuurlijk. Tijdens de samenkomst voorafgaand aan haar teraardebestelling werd verteld hoe mijn nicht plezier kon hebben. Ze was sprankelend, ze kon zingen en had een schaterende, aanstekelijke lach. Het verbaast me niets. Haar veel te vroeg overleden vader had dat ook. En als ik om mij heen kijk tijdens de begrafenis dan zie ik nog wel een paar naaste of verre verwanten die ik ook verdenk van goed getrainde lachspieren. Later werden kinderen zoals mijn nicht in onze maatschappij vaak omschreven als ‘geestelijk gehandicapt’. Ook deze omschrijving is niet op mijn lieve nicht van toepassing. Zij had een uitstekende antenne voor geestelijke zaken. Waar wij nog wel eens gehinderd kunnen worden door de complexiteit van het leven om vol overtuiging die ene Naam te belijden waren er voor mijn nicht geen twijfels of vragen. "De Here houdt ook deze nacht over haar getrouw de wacht". En toen zij belijdenis van haar geloof aflegde riep ze volmondig "ja" op de vraag of zij van Jezus hield. Mijn nicht was niet geestelijk gehandicapt. Ze kende de goede Herder en vertrouwde erop dat zij een schaap was van Zijn kudde. Naar mijn overtuiging was haar geest gezonder dan die van menig hoogopgeleide. Mijn nicht was niet ongelukkig. Ze was niet geestelijk gehandicapt. Ze had wel een verstandelijke beperking. Ik weet dat ik het als kind apart vond dat ze zo laat leerde lopen en praten. Ik weet ook nog hoe zij op familiefeestjes altijd hand in hand met mijn oude oma zat. Want tussen die grote schare kleinkinderen nam mijn nicht voor oma een bijzondere plaats in. In de verpleeginrichting waar mijn nicht verbleef werd zij ‘de koningin’ genoemd. Ongetwijfeld zal ze gemist worden, allereerst door haar moeder en in de naaste familiekring, maar uiteraard ook op de afdeling waar ze verbleef. Maar over mijn nicht zelf hoeven we geen zorgen te hebben. Wat zal ze een plezier hebben nu ze, niet gehinderd door beperkingen, de geliefden die haar voorgingen mag ontmoeten. Maar boven alles, wat zal ‘de koningin’ zich gelukkig hebben gevoeld toen de Koning zelf haar in Zijn liefdevolle armen sloot. “Welkom….welkom thuis lief kind van Mij!” Ken je dat gevoel? Je start je computer op, vervolgens open je het Word programma en dan verschijnt daar op je scherm zo’n blanco, spierwitte pagina, die jij geacht wordt te vullen. Ik weet van familieleden dat ze dat gevoel soms al hebben bij het schrijven van een ansichtkaart. Wat zullen we daar nu eens op zetten? Het mag niet te oppervlakkig, niet te vroom en niet te goedkoop zijn. Hoe geef je woorden aan datgene wat je graag wil duidelijk maken? Ik begrijp het, maar meestal heb ik toch weinig medelijden. Want wees nou eerlijk, wat is nu een ansichtkaart vergeleken met een preek? Gelukkig is het vullen van m’n scherm meestal niet zo’n probleem. Dan zou ik zuchtend en steunend gebukt gaan onder een loodzware opdracht. En dat is niet zo. Ik kom niet heel gauw woorden te kort - volgens sommige gezinsleden werkt mijn mond beter dan m’n oren werken - maar soms gebeurt het me wel. Het is het begin van de week en dan word je weer geacht om de aankomende zondag weer zo’n 2500 woorden aan het papier te hebben toevertrouwd. Met mijn spreektempo zijn 2500 woorden namelijk voldoende voor ongeveer 20 minuten vermaak (of minder vermaak). Ik weet nog goed dat ik zo’n jaar of acht geleden m’n kennismakingsgesprek had met de beroepingscommissie van de VEG Oldebroek. Toen sprak ik uit dat het me een hele tour leek om bijna wekelijks weer wat nieuws te produceren. En nu, zevenenhalf jaar verder staan er ruim 300 preken in m’n computer. 300 keer 2500 woorden heb ik inmiddels over de goegemeente uitgegoten, 750.000 woorden. Wat een wonder dat ze er elke zondagmorgen weer zijn. Hulde aan jullie, zeer gewaardeerde Oldebroekse VEG-ers. Respect! Nu is preken en preken luisteren best een spannende bezigheid. Ik heb wel eens een predikant horen zeggen dat preken lijkt op het betreden van een mijnenveld. In mijn geval zitten er op zondagmorgen zo’n vijfhonderd mensen in de kerk, die allemaal met verschillende verwachtingen zijn gekomen. De blijden hebben behoefte aan een feestje, de bedroefden aan een bemoediging, de onzekeren aan een bevestiging, de geleerden aan een intellectuele prikkel en de doeners willen horen waar ze morgen mee aan de slag kunnen. En dat alles moet dan ook nog eens uit het hart komen, theologisch verantwoord, doorleefd, authentiek en praktisch zijn en het liefst omlijst met liederen van ieders persoonlijke smaak. En na afloop wordt thuis onder de koffie geëvalueerd of aan de persoonlijke verwachtingen zijn voldaan. Gelukkig ligt de tijd al ver achter ons dat het kerkvolk opkijkt tegen de man die, met of zonder toga, vanaf de kansel hoog aan de muur, zijn moeilijke woorden hoogdravend voorgedragen over de gemeente uitstort. Alleen die hoge kansel al wekt de indruk dat de Verbi Divini Minister (=bedienaar des goddelijken woords) een soort middelaar tussen hemel en aarde is. Volkomen terecht zijn de boodschapper en zijn toehoorders veel meer op hetzelfde niveau terecht gekomen. En dat is maar goed ook, want een dienaar hoort niet boven z’n mensen, maar tussen z’n mensen te functioneren. Voorgangers en predikanten zijn gewone mensen van vlees en bloed, die in afhankelijkheid van de enige echte Middelaar proberen de kudde te voeren. De taak van een dienaar is door de apostel Paulus eens als niet meer dan ‘plantjes watergeven’ omschreven (1 Cor.3:6). In die omschrijving is een Verbi Divini Minister dus een gewone tuinman en ’het vrome volk in U verheugd’ een volkstuintje :-). Dat relativeert lekker. Zo veel stellen we echt niet voor met elkaar. En dat witte blad vol krijgen gaat daarom ook niet zonder inspiratie en ook niet zonder transpiratie. Die inspiratie, daar kun je alleen maar om vragen. Dat geldt voor zowel de luisteraar als de spreker. Dat maakt zowel de boodschapper als de ontvanger klein en afhankelijk. En als beiden dat blijven doen, dan gaat er wat gebeuren. De blijden, de bedroefden, de onzekeren, de geleerden en de doeners komen aan hun trekken. Er begint wat te groeien. Het watergeven heeft effect. Alleen zo kan het lukken, dat wonder, dat elke keer weer opnieuw dat witte blad met zo’n 2500 woorden gevuld wordt. |
columns van peter
February 2024
|