Ter nagedachtenis aan mijn nicht Wanda Esselink Gisteren hebben we afscheid genomen van een zeer bijzonder familielid. Niet dat mijn nicht een indrukwekkende bijdrage aan de maatschappij heeft geleverd. Ze had niet gestudeerd, ze genoot geen regionale, landelijke of internationale bekendheid. Nee, haar wereld was niet veel groter dan de wereld van de verpleeginrichting waar ze verbleef. Mijn nicht had een verstandelijke beperking. Zo noemen we dat tegenwoordig. Vroeger waagde men het wel eens te zeggen dat iemand die te zorgen had voor een kind met een dergelijke beperking een ‘ongelukkig kind’ had. Volkomen onterecht natuurlijk. Tijdens de samenkomst voorafgaand aan haar teraardebestelling werd verteld hoe mijn nicht plezier kon hebben. Ze was sprankelend, ze kon zingen en had een schaterende, aanstekelijke lach. Het verbaast me niets. Haar veel te vroeg overleden vader had dat ook. En als ik om mij heen kijk tijdens de begrafenis dan zie ik nog wel een paar naaste of verre verwanten die ik ook verdenk van goed getrainde lachspieren. Later werden kinderen zoals mijn nicht in onze maatschappij vaak omschreven als ‘geestelijk gehandicapt’. Ook deze omschrijving is niet op mijn lieve nicht van toepassing. Zij had een uitstekende antenne voor geestelijke zaken. Waar wij nog wel eens gehinderd kunnen worden door de complexiteit van het leven om vol overtuiging die ene Naam te belijden waren er voor mijn nicht geen twijfels of vragen. "De Here houdt ook deze nacht over haar getrouw de wacht". En toen zij belijdenis van haar geloof aflegde riep ze volmondig "ja" op de vraag of zij van Jezus hield. Mijn nicht was niet geestelijk gehandicapt. Ze kende de goede Herder en vertrouwde erop dat zij een schaap was van Zijn kudde. Naar mijn overtuiging was haar geest gezonder dan die van menig hoogopgeleide. Mijn nicht was niet ongelukkig. Ze was niet geestelijk gehandicapt. Ze had wel een verstandelijke beperking. Ik weet dat ik het als kind apart vond dat ze zo laat leerde lopen en praten. Ik weet ook nog hoe zij op familiefeestjes altijd hand in hand met mijn oude oma zat. Want tussen die grote schare kleinkinderen nam mijn nicht voor oma een bijzondere plaats in. In de verpleeginrichting waar mijn nicht verbleef werd zij ‘de koningin’ genoemd. Ongetwijfeld zal ze gemist worden, allereerst door haar moeder en in de naaste familiekring, maar uiteraard ook op de afdeling waar ze verbleef. Maar over mijn nicht zelf hoeven we geen zorgen te hebben. Wat zal ze een plezier hebben nu ze, niet gehinderd door beperkingen, de geliefden die haar voorgingen mag ontmoeten. Maar boven alles, wat zal ‘de koningin’ zich gelukkig hebben gevoeld toen de Koning zelf haar in Zijn liefdevolle armen sloot. “Welkom….welkom thuis lief kind van Mij!”
0 Comments
|
columns van peter
November 2024
|