Zoals velen wel zullen weten kent onze Vrije Evangelische Gemeente alweer zo’n negen jaar een heuse wandelgroep. Eens in de maand, op zaterdag, trekken er vanuit Oldebroek en omstreken zo’n vijftig deelnemers op uit om per keer zo’n 25 à 30 kilometer te wandelen. Inmiddels heeft de groep het Pieterpad, het Marskramerpad en het Zuiderzeepad al gewandeld. De wandelgroep wordt bijgestaan door een cateringgroep die ervoor zorgt dat de auto’s van het beginpunt naar het eindpunt worden gebracht en ook verzorgen de cateraars tijdens de pauzes de inwendige mens. De wandeling wordt iedere keer weer afgesloten met een maaltijd, verzorgd door een thuisfrontcommissie van een van onze zendingswerkers. De deelnemers betalen voor de deelname en op die manier praten,wandelen en eten(!) ze heel wat geld bij elkaar voor het goede doel. Zoals ingewijden wel weten behoort ook Marja, mijn vrouw, tot de deelnemers. Vanuit de groep is al regelmatig de opmerking gemaakt dat het ook hoog tijd wordt dat ikzelf me onder de wandelaars ga begeven. Tot nu toe is het me aardig gelukt om de boot af te houden en de vriendelijke en soms dringende verzoeken en opmerkingen van me af te slaan. Ik moet eerlijk belijden dat ik daarbij zelfs de bijbel wel eens heb misbruikt om mijn argumenten kracht bij te zetten. Dat zal een echte VEG-er immers vast en zeker aanspreken. En zo is een citaat uit Psalm 1 voor velen overtuigend genoeg geweest. Er staat immers geschreven:Welzalig de man die niet wandelt….. nou dan! Nu hebben Marja en ik in de meivakantie, samen met vrienden een vakantie in Ierland gehouden. Velen verdachten de ‘veurganger van het ranja-kerkie’ -een echte VEG-er drinkt geen alcohol- ervan dat hij, eenmaal buiten het gezichtsveld van z’n parochianen, zich te buiten zou gaan in een Ierse pub, maar niets is minder waar. Dagelijks hebben we in dit schitterende land gewandeld. Ja, u leest het goed, gewandeld. Niet van die grote afstanden, maar toch. We hebben mooie dingen gezien en we zijn ook nat geregend. Want dat schijnt in Ierland nog wel eens voor te komen. Tijdens één van de wandelingen kwamen we ineen gebied terecht waar dat duidelijk te merken was. Het pad was modderig, nat en glad. Bovendien liep het pad langzaam omhoog. De wandeling naar boven verliep redelijk goed. De schade bleef beperkt tot natte voeten en spierpijn. Maar toen – en dat hadden we natuurlijk van te voren kunnen bedenken – moesten we ook nog terug. Tijdens de afdaling bewees ik in ieder geval geen ezel te zijn. Die zou zich hooguit één keer aan een steen stoten. Ik presteerde het maar liefst drie keer. Terwijl mijn reisgenoten zonder kleerscheuren of andere schade beneden wisten te komen, kreeg ik het voor elkaar om tot drie keer toe languit overeen gladde steen uit te glijden en in de modder te vallen! Natuurlijk, geen zorgen, als ‘veurganger’ blijven de krachttermen binnen de perken, maar helemaal lovend waren de woorden die m’n mond ontglipten ook weer niet. Het leedvermaak onder de reisgenoten was groot. En inmiddels thuisgekomen lukt het mij ook weer aardig om er om te lachen, zij het nog altijd als de bekende boer met kiespijn. Want ik verzeker u dat zulke glijpartijen bij anderen véél leuker zijn dan als je zelf het slachtoffer bent. Onderweg in het vliegtuig vroeg ik me af of zo mijn misbruik van Psalm 1 misschien genadeloos is afgestraft. Al peinzend en mijmerend kreeg ik een nieuwe ingeving, of een woord, zoals sommigen ernstig plachten te zeggen. Of ik het ècht ontving of zelf bedacht laat ik aan uw eigen onderscheidingsvermogen over. In ieder geval is het een citaat van Paulus en op bijzondere wijze ook op mij van toepassing. Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle (1 Kor.10:12). Lieve wandelmensen, even voor alle duidelijkheid, ik ga ook de volgende wandeling niet mee!
0 Commentaires
|
columns van peter
Mei 2024
|