Het gebeurde maar zo in eens, tijdens een korte wandeling in m’n middagpauze. Ik loop dan meestal samen met Kobus, onze immer vrolijke viervoeter, een eindje langs wat vroeger een spoorlijn was en nu een fietspad is. Als je vaak op hetzelfde moment op dezelfde plaats loopt, passeren ook regelmatig dezelfde fietsers. Zo ook deze keer. Zoals het plattelanders betaamt heb ik de gewoonte om iedere fietser te groet’n (zo zeg je dat bij ons). Op de Veluwe kun je volstaan met iets als ‘heui’ of ‘mogguh’. Meer hoeft niet. Voor ‘moi’ moet je in Drenthe zijn. Daarmee zou je uit de toon vallen in ons Padd’ndorp. Maar omdat ik ook nog eens een christelijke plattelander ben, wordt ik extra gestimuleerd om mijn vriendelijkheid bij alle mensen bekend te laten zijn (Filipp. 4:5). Nog een extra reden om te blijven groeten dus. Na mijn gebruikelijke ‘heui’ stopt een fietser ineens. Hij stapt af. Een nieuwe situatie. Hij wil graag Kobus even aaien. En onze Kobus geniet van aandacht, dus dat komt helemaal goed. Een gesprekje volgt. “Mooi beest, een Golden Retriever toch?” Na mijn bevestigende antwoord vertelt de fietser waar hij woont. “Daar en daar, weet je waar dat is?” Ik weet het. Hij vertelt er zelf bij wat ik ondertussen al wel begrepen heb. Het is een woonvorm voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ook vertelt de fietser dat hij uit zijn werk komt, maar omdat ik regelmatig rond het middaguur langs het fietspad struin vermoedt hij dat ik al wel met pensioen zal zijn. Ik vergeef hem zijn verkeerde inschatting. Vermoedelijk word ik nooit zo oud als ik er uit zie. Toen ik vertelde dat ik nog dagelijks als veurganger aan de bak mag lichtten zijn ogen op. “O, dus dan ben je gelovig? Ik geloof ook in Jezus. Ik ben Zijn erfgenaam. Dat betekent dat alles wat van Hem is ook voor mij is. Ik hoor bij die-en-die kerk. Maar ik luister ook wel eens op internet naar diensten. Sta jij daar ook op?” Ik vertelt hem dat ik een eigen website heb boordevol preekfilmpjes. Z’n nieuwsgierigheid is gewekt. Hij zal er naar gaan zoeken. En weg was hij weer. Kobus en ik maakten ons rondje af. Kobus zoals altijd vrolijk kwispelend. Hij heeft weer een extra aai over z’n kop gehad. En ik in gedachten. Hoe kan het dat deze jongen zo vrijuit spreekt over zijn geloof terwijl voor veel mensen hun geloof het best-bewaarde geheim is, waar je niet mee te koop loopt? Natuurlijk kun je zijn vrijmoedigheid gooien op zijn verstandelijke beperking, maar dat is me te makkelijk. Dan zou je als niet-verstandelijk-beperkte gewoon je mond kunnen blijven houden en jezelf tevreden stellen met een lamp onder de korenmaat (Matt.5:15). Dankzij de ontmoeting met deze fietser ben ik er weer extra bij bepaald. Ik geloof ook in Jezus. Ik ben Zijn erfgenaam. En dat mag iedereen weten. Bedankt, eenzame fietser, ik weet je naam niet eens. Maar voor mij ben jij een held.
0 Comments
Zoals velen van jullie waarschijnlijk weten is mijn geliefde echtgenote werkzaam bij een van de grootste hulpverleningsorganisatie van het land: Het Leger des Heils. Marja houdt zich bezig met recruitment. Dat is een moeilijk woord voor het werven en selecteren van personeel. En dat is tegenwoordig geen gemakkelijke job. Want er is een ernstig tekort aan gekwalificeerd personeel. Bekwame mensen vinden voor de vele vacatures is geen makkelijke opdracht. En dat geldt echt niet alleen voor de hulpverlening. Ook in het onderwijs en in de zorg loopt het met de personele bezetting uit de klauwen en onderweg zien we overal in het land auto’s langs ’s Heren wegen rijden met borden voor de achterruit waarop met grote letters ‘collega’s gezocht’ staat. Behalve dat het tekort aan personeel in de maatschappij steeds vaker tot problemen leidt zien we ook dat het voor vrijwilligersorganisaties steeds ingewikkelder wordt om de zaak draaiende te houden. Sportclubs kampen met een tekort aan bestuursleden, verzorgingshuizen hebben een schrijnend tekort aan koffieschenkers en rolstoelwandelaars en helaas zijn deze tendensen ook in de kerken voelbaar. Nu ben ik me bewust dat er in onze maatschappij best veel van mensen gevraagd wordt. Om je gezin draaiende te kunnen houden is het nodig dat beide ouders fulltime of parttime werken. Kinderen worden voor werktijd naar een oppas gebracht en na werktijd weer opgehaald. Het is begrijpelijk dat je, als het spul na een chaotische maaltijd eindelijk onder de wol ligt, behoefte hebt om met de voeten op tafel uit te blazen om bij te komen van de drukte van de afgelopen dag. Wie dan naast z’n drukke baan en gezinsleven ook nog z’n geloofsleven op peil probeert te houden doet dat door zich op zondagmorgen te laten voeden met een vermakelijke kerkdienst. Onbewust kan de samenkomst als een soort theatervoorstelling opgevat worden. Wie naar het theater gaat betaalt z’n kaartje en laat zich vermaken door de mensen op het podium. Wie naar de kerk gaat draagt bij in de collecte of in de vrijwillige bijdrage en laat zich ook vermaken door de muzikanten en de voorganger op de kansel. Wat daarbij uit het oog verloren wordt is dat je in de kerk geen toeschouwer hoort te zijn, maar deelnemer. Een kerk kan alleen maar functioneren omdat er vrijwilligers zijn die zich inzetten. In de meeste kerken is alleen de predikheer of dame een betaalde kracht. Alle andere taken worden door vrijwilligers gedaan. Dat geldt voor koffieschenkers, schoonmakers, muzikanten, tuinmannen, beeld- en geluidsmensen, ouderenbezoekers, jeugdleiders, ouderlingen, diakenen, enzovoort, enzovoort. Nu hoorde ik laatst van een sportclub dat iedereen die wil sporten bij de club ook verplicht is gesteld om met een zekere regelmaat kantinediensten of schoonmaakdiensten te draaien. Zover zullen we in de kerk vast niet gaan. Maar ik hoop wel dat onze kerkbezoekers gaan beseffen dat ze alleen iedere zondag de dienst kunnen meemaken in een schoon kerkgebouw, op een schone stoel, de liederen kunnen meezingen via een keurig verzorgde beamerpresentatie, onder begeleiding van goed voorbereide muzikanten, omdat er vrijwilligers zijn. Vrijwilligers die dit week in week uit mogelijk maken. Daarom mogen we best heel veel waardering hebben voor de mensen die zich zo geweldig inzetten. Het is inmiddels bijna tweeduizend jaar geleden dat de Heer van de kerk verzuchtte dat er een grote oogst is, maar weinig arbeiders (Matt.9:37). Ik zie er naar uit dat ook in onze VEG Oldebroek steeds meer mensen zich bewust gaan worden, dat hun geloof en dat van hun kinderen alleen gevoed kan worden, omdat we met elkaar bereid zijn de schouders eronder te zetten. Op de Ledenvergadering van de VEG Oldebroek op 25 april 2022 heb ik onderstaand bericht voorgelezen. Ik heb een broer die twee jaar ouder is dan ik. Hij kreeg samen met zijn vrouw, een paar jaar geleden inmiddels, van zijn werkgever een P.I.Z. cursus aangeboden. Voor alle duidelijkheid, P.I.Z. staat voor Pensioen In Zicht. Zijn werkgever realiseerde zich waarschijnlijk dat zo rond je 60e levensjaar voor velen een kantelpunt is, waarop je gaat nadenken over de afronding van je arbeidzame leven. Ik was op dat moment 58 en het leek me allemaal een beetje overdreven. Toch moet ik toegeven dat, toen ik zelf eenmaal de 60-jarige leeftijd bereikt had, het onderwerp pensioen in huize Hartkamp steeds vaker ter sprake kwam. Ik ging nadenken over de vraag hoe ik mijn toekomst zag in de V.E.G. Oldebroek en ook of het me zou lukken om tot aan mijn 67e op dezelfde manier door te werken als ik nu doe. Want dat is mijn pensioengerechtigde leeftijd. Mijn eerste idee was om in de weg van de geleidelijkheid het werk te gaan afbouwen. En natuurlijk moest dat financieel ook allemaal haalbaar zijn. Ik had al eens in het Dagelijks Bestuur aangegeven dat ik rond m’n 63e wel een dagje minder zou willen werken en twee jaar later, als ik 65 wordt, nog een dagje minder. Toen ik over de praktische invulling daarvan met collega Kasper brainstormde ontdekte ik al snel dat dit behoorlijk ingewikkeld is. Welke taken ga je dan neerleggen? Het risico dat je hetzelfde werk in vier dagen gaat proberen te proppen is reëel. En de taken die blijven liggen zijn voor de gemeente lastig op te vullen, omdat iemand voor één dag in de week aannemen moeilijk realiseerbaar is. Het verlies van onze zwager heeft Marja en mij er extra bij bepaald dat niet iedereen ongeschonden de pensioenleeftijd behaalt. Het leek ons goed om onze oorspronkelijke plannen bij te stellen. We kwamen tot de conclusie dat het verstandig is om een stip aan de horizon te zetten, waarop je gaat stoppen. Tot aan dat moment kun je dan gewoon fulltime doorwerken. Zodoende geef je ook aan de gemeente duidelijkheid en ook tijd. Inmiddels hebben Marja en ik die stip gezet. We denken daarbij aan mijn 65e verjaardag. Dat is in november 2023. Over ruim anderhalf jaar dus zal er een einde gaan komen aan mijn dienstverband bij de V.E.G. Oldebroek (DV!). Dat wil niet zeggen dat ik stil ga zitten. Ongetwijfeld zal ik in allerlei kerken spreekbeurten blijven verzorgen, maar het dienstverband stopt. Daarmee bieden we de gemeente de gelegenheid om na te denken over het ‘after-Peter tijdperk’. Er is dan tijd genoeg om een profiel op te stellen en op zoek te gaan naar een vervanger. Voor alle duidelijkheid, het is niet zo, dat jullie VEG-ers vanaf november 2023 van ons af zullen zijn. Want het is het voornemen van Marja en mij om ook na die datum lid te blijven van de VEG Oldebroek. We voelen ons hier thuis. Maar er zal niet langer sprake meer zijn van een dienstverband, maar met elkaar verbonden blijven, dat willen we graag, ook na november 2023. Zoals de lezers ongetwijfeld gemerkt hebben, gebruik ik de rubriek Hartig en Gekruid meestal om op een luchtige manier aan te sluiten bij wat in de samenleving, in de kerkelijke gemeente of in mijn eigen kleine leventje gebeurt met hier en daar een brug naar de Bijbelse boodschap. Terugkijkend zie ik, en hoe kan het ook anders, dat er heel wat ‘hartige’ stukjes – de gekruide stukjes zijn immers van collega Kruithof – over de coronapandemie en de invloed daarvan op de samenleving, de kerk of mijn eigen humeur zijn gegaan. Toen er enkele weken geleden eindelijk versoepelingen werden ingevoerd, had ik me voorgenomen om dit onderwerp vanaf nu te laten rusten. In de maatschappij spelen immers ook nog andere dingen. Er kwamen bijvoorbeeld schandalige berichten naar boven over BN-ers die ongewenst gedrag vertoonden. Voor mij gaf dat aanleiding om een nieuw ‘hartig’ stukje te schrijven met de titel ‘Handen thuis’. Ik heb de betreffende column ook geplaatst op mijn eigen website (www.peterhartkamp.nl) en op mijn Openhartig FB pagina (www.facebook.com/voorganger), niet wetend dat het wereldnieuws niet lang daarna over nog veel grotere, belangrijkere dingen zou gaan, nl. de aanval van Rusland op Oekraïne. Niet langer zijn Jeroen, Marco, Ali of Mark gespreksonderwerp van de dag, maar gaat de aandacht uit naar Vladimir en Volodymyr. Op het moment van schrijven is er nog geen enkel zicht op hoe deze oorlog zich zal ontwikkelen. Er klinkt spierballentaal uit het Kremlin die weer beantwoord wordt door een bombastisch weerwoord uit Europa of Amerika. Inmiddels zijn er al veel (burger)doden gevallen en is er een vluchtelingenstroom op gang gekomen. De Oekraïners zijn opvallend moedig en strijdlustig en geenszins van plan om zich in de armen te laten sluiten door hun zogenaamde Russische bevrijders. Midden in deze onrust hebben we als Vrije Evangelische Gemeente Oldebroek weer onze jaarlijkse Maranatha Conferentie gehouden, waarmee we de verwachting van de wederkomst van onze Heer proberen levend te houden. En dat perspectief mag houvast geven in een onrustige tijd. We hoeven niet in paniek te raken in een wereld die steeds meer uit balans raakt. Want onze verwachting is niet van de gaande en komende politici of wereldleiders en ook niet van de elkaar tegensprekende economen, milieudeskundigen of virologen. Onze verwachting is van de Bruidegom! De verheerlijkte Heer die nu aan de rechterhand van de Vader is. Een positie die Hij verworven heeft dankzij het volbrachte werk op Golgotha (waar we op Goede Vrijdag weer bij mogen stilstaan) en het verbreken van de banden van de dood op de Paasmorgen. Want hoe je het ook wendt of keert, eens zal op die grote morgen (JdH 199) zelfs Vladimir in deze Bruidegom zijn meerdere moeten erkennen. Nederland is in rep en roer. Bij het geliefde TV programma The Voice of Holland heeft zich seksueel grensoverschrijdend gedrag afgespeeld door zangcoaches en een bandleider. Er lijkt opeens een beerput open te gaan. Op sociale media rollen ondertussen de meningen over elkaar heen. Er klinken oproepen aan mannen om hun handen thuis te houden, oproepen aan vrouwen om zich zedig te kleden, oproepen aan vaders om hun dochters te beschermen, en terecht ook oproepen aan vaders om hun zonen op te voeden. Nu is het vrij makkelijk om vanaf m’n luie stoel kritiek te hebben op de wereld van showbizz en popmuziek, maar dat is naïef. Ik herinner me dat in mijn jonge jaren, toen ik m’n dienstplicht vervulde, de grappen over de LUVA’s (Luchtmacht Vrouwen Afdeling) absoluut niet door de beugel konden. Knap dat de dames zich staande wisten te houden in deze soms vulgaire mannenwereld. Later, toen ik op een kantoor van een net bedrijf werkte, werden dubbelzinnige opmerkingen als de normaalste zaak van de wereld beschouwd en hadden mannelijke collega’s vaak geen begrip voor de grenzen van de intieme cirkels van de dames. Ook vanuit de wereld van de sport klinken regelmatig geluiden over sportcoaches die zich misdragen. En het is nog niet zo heel lang geleden dat er ook in de RK kerk het een na het andere schandaal aan het licht kwam en de eerlijkheid gebied te melden dat er ook meerdere evangelische voorgangers door de mand zijn gevallen. Hoe dan ook, de verontwaardiging is groot. En terecht. Maar tegelijkertijd voelt het altijd wat dubbel. In onze samenleving wordt het namelijk als moraliserend gezien als je stelt dat overspel verkeerd is. Dat mag niet meer gezegd. Er is zelfs een website die op de bushokjes reclame maakt voor het aangaan van een second love, een tweede liefje, naast je eigen partner. Die reclame krijgen onze kinderen te zien en de aangeprezen website kan zonder moeite bezocht worden. TV programma’s als Temptation Island, waarbij een aantal stelletjes gaan ontdekken of hun eigen partner de ware is of dat de geliefde toch moet worden ingeruild voor een ander, leveren plat vermaak. Nog niet zo lang geleden toonde het programma Adam zoekt Eva nauwelijks iets verhullende beelden van mannen die een vrouw zoeken waarbij blijkbaar de lichamelijke aantrekkelijkheid prioriteit schijnt te moeten hebben. Regelmatig krijg je al vroeg in de avond een vooraankondiging te zien, terwijl je kinderen, onschuldig nog, met een bakje chips op zaterdagavond voor de buis zitten. Blijkbaar leven we in een samenleving waar dit als normaal wordt gezien. Enerzijds noemen we ons geëmancipeerd, maar zolang de vrouw nog regelmatig als lustobject wordt neergezet is de emancipatie naar mijn idee ver te zoeken. En deze samenleving vormen we samen met elkaar. Wat mij betreft mag er inderdaad een appèl uitgaan naar ouders om hun kinderen voor te leven hoe je omgaat met de lichamelijke grenzen van de ander. Vaders, laat aan je zonen zien dat hun moeder echt de enige liefde is in je leven en ga respectvol om met andere vrouwen in wat je doet en zegt. Jouw goede voorbeeld doet goed volgen. Moeders, laat aan je dochters zien dat er best wat te verbergen mag blijven en dat het veel mooier is om wat over te houden voor de enige ware Jakob. Laat organisaties zorgen dat er toezicht en openheid is. Wat kerken betreft pleit ik altijd voor een meervoudig leiderschap, zodat solistische zogenaamde gezalfde leiders niet de kans krijgen misbruik te maken van hun macht. Want daar gaat het in alle gevallen om. Macht. Het aankomend zangtalent is afhankelijk van de coach, de jonge sporter is afhankelijk van de trainer, het hulpzoekende gemeentelid is afhankelijk van de voorganger. Ondertussen hebben de slachtoffers een trauma opgelopen en zitten de daders bij de brokstukken van hun huwelijk en gezinsleven neer, hebben soms hun baan verloren en hebben hoe dan ook hun goede reputatie te grabbel gegooid. Ook in de Bijbel wordt al gewaarschuwd voor de valkuil van overspel en machtsmisbruik. We zien er de ernstige gevolgen van als koning David zijn getrouwde buurvrouw begluurt en haar tussen zijn lakens dwingt. Blijkbaar is dit kwaad van alle tijden. Duizenden jaren geleden realiseerde Job zich al dat een misstap op seksueel vlak enorme gevolgen kon hebben. Hij geeft ons een wijze les hoe we onszelf kunnen beschermen en ontsporing kunnen voorkomen. Het zou mooi zijn als iedere man zijn voorbeeld zou opvolgen: Ik had een overeenkomst gesloten met mijn ogen dat zij niet met lustgevoel naar vrouwen zouden kijken (Job. 31:1HB). Eindelijk, ze zijn weer voorbij, de donkere dagen aan het eind van het jaar. Na 21 december gaan de dagen weer langer worden. We zien het licht langzaamaan doorbreken. Hoewel de geboorte van het Kerstkind vast en zeker op een andere datum heeft plaatsgevonden is het wel mooi om juist in deze donkere dagen Zijn geboorte te vieren. Hij staat symbool voor het Licht dat in een donkere wereld komt. En waar licht komt, moet het duister wijken. Licht is sterker dan duisternis. En nu zijn we het nieuwe jaar op een bescheiden manier ingegaan. Minder vuurwerk, minder rellen, minder visite en zelfs helemaal geen bezoekers in de kerk. Maar, zo wordt ons na iedere persconferentie weer toegezegd, er komt een keer licht aan het eind van de tunnel. Nu weet ik niet hoe jullie het rijden door een tunnel ervaren. Ik vind het altijd wel een beetje benauwend. Het besef dat je kilometers lang onder een berg of onder water door rijdt zonder dat je eruit kunt. Het idee dat je auto het begeeft midden in de tunnel, zonder echte uitwijkmogelijkheid, lijkt me een angstige gedachte. Het licht aan het eind van de tunnel geeft dan altijd weer opluchting. Gelukkig is Nederland een redelijk plat land en zijn er dus ook weinig tunnels. Eén van de langste tunnels die ons land rijk is, is de Westerschelde-tunnel die Zuid Beverland met Zeeuws Vlaanderen verbindt. Omdat Marja en ik de vrije dagen tussen Kerst en Nieuwjaar in Zeeuws Vlaanderen hebben doorgebracht ontkwamen we er niet aan om zowel op de heen als de terugweg door deze toltunnel van ruim zes kilometer te rijden. Toen we na een paar ontspannen dagen weer huiswaarts keerden kregen we, op het moment dat we dachten dat we de tunnel eindelijk definitief achter ons konden laten, een telefoontje van de verhuurder van ons vakantieverblijf dat we niet alle bagage hadden meegenomen. Wiens schuld het is dat de bewuste tas niet in de auto is terecht gekomen is niet voor publicatie (In huize Hartkamp is één van de echtelieden zeer punctueel en nauwgezet, dus het zal die ander wel zijn 😊). Er zat niets anders op om terug te gaan, nog eens heen en terug door die vervelende tunnel. Nog eens betalen, nog eens drie kwartier heen en terug naar ons huisje. Een kwestie van volhouden, doorzetten en geen discussie hoe dit nu had kunnen gebeuren. Gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer. Zo gezegd, zo gedaan, anderhalve uur later reden we voor de laatste keer de tunnel door. Eindelijk brak het licht definitief door en konden we de tunnel achter ons laten. Aan deze tunnelervaring moest ik even denken, nu we iedere keer met tegenvallers te maken hebben. De coronacrisis is ook zo’n tunnelervaring. Je verlangt naar het licht aan het eind van de tunnel, maar het lijkt dat er iedere keer weer een andere reden is, om opnieuw de tunnel in te gaan. Een nieuwe variant, of het niet goed naleven van de maatregelen door een groep onvoorzichtige medelanders. Ach, en ook dan geldt dat discussies over de schuld weinig helpen. We zullen er doorheen moeten met z’n allen. Dat vraagt geduld en doorzettingsvermogen. En het vraagt bovendien bereidheid om de noodzakelijke tocht door die tunnel voor anderen zo plezierig mogelijk te maken. Vervelend genoeg, maar laten we ons blijven realiseren dat aan het eind van de tunnel het altijd weer licht wordt. Er komt echt een eind aan alle ongemakken van de coronacrisis. Wat zou het geweldig zijn dat we dat in het jaar 2022 mogen meemaken en het licht mag doorbreken. Ik verlang ernaar. Ik gun het jullie en ik gun het mezelf. En wat ik je ook van harte gun is dat als jouw leven om wat voor reden dan ook een donkere tunnel is geworden, je mag ervaren dat het Ware Licht zal doorbreken in je hart. Het zal jullie niet verbazen dat ik, net als de meeste veurgangers, in mijn werkkamer een lijvige boekenkast heb staan. Dat kan ook bijna niet anders. Een timmerman heeft een goedgevulde gereedschapskist nodig om zijn werk goed te kunnen verrichten, een veurganger kan niet zonder een goedgevulde boekenkast. Voor een preek over een willekeurig Bijbelboek heb je toch minstens twee of drie commentaren nodig om op terug te kunnen grijpen. Nu heb ik de vreemde gewoonte om mijn boeken allemaal in de computer te zetten. Zo weet ik welke boeken ik in bezit heb, wie ze heeft geschreven en ook aan wie ik er eventueel één heb uitgeleend, zodat zoekgeraakte boeken later altijd nog te traceren zijn. Dus mocht je een boek van mij geleend en nog niet terug gebracht hebben: ik heb je in het vizier 😊. Inmiddels is het aantal boeken opgelopen tot ruim 1500 exemplaren, maar een klein onderzoekje liet zien, dat maar liefst 49 van deze boeken afkomstig zijn van Willem Ouweneel, een veelzijdige bioloog, filosoof en theoloog. Ouweneel heeft inmiddels ruim 150 boeken geschreven en het schijnt dat zelfs de uitgever zijn schrijftempo niet meer kan bijhouden. Er liggen alweer nieuwe schrijfsels van hem op de plank die op uitgave wachten. Twee boekjes van Ouweneel die ik in bezit heb gaan over de hete hangijzers waarover bij tijd en wijle in de christelijke wereld stevig gediscussieerd wordt. Beide boeken behandelen vijf brandende onderwerpen waarover christenen verdeeld zijn. Het ene heet ‘Vijf olifanten in een porseleinkast’, de andere ‘Vijf nijlpaarden in een kippenhok’. Onderwerpen als met hoeveel water en op welk moment de doop mag worden toegepast, of scheppingsdagen echte dagen van vierentwintig uur zijn en of wat de bijbel over vrouwen zegt cultureel bepaald is of niet, worden met voors en tegens op evenwichtige wijze behandeld. Nu weet ik niet of Ouweneel mijn columns leest. Ik vermoed van niet. Maar ik heb een suggestie voor hem. Schrijf nog even door. Er is ongetwijfeld nog ruimte voor een nieuw boek over de hangijzers van dit moment. Momenteel laaien er op het christelijke erf, net als in de rest van de samenleving trouwens, nieuwe discussies op over onderwerpen als de verborgen agenda achter de coronapandemie, de aanstaande christenvervolging met behulp van de QR code, vaccinatie een geschenk van God of een instrument van de duivel en het 2G beleid als vergelijking met de jaren dertig van de vorige eeuw . Misschien kunnen we Ouweneel ook vast aan een titel voor z’n boekje helpen. Iets van ‘Vijf dolle schapen in de binnenkamer’. Nu wil ik geenszins ontkennen dat we in roerige tijden leven. En dat de tijd waarin we leven van invloed is op ons humeur en ons welbevinden is ook buiten kijf. Toch hoop ik dat christenen zich zullen onderscheiden van de rest van de samenleving. In de eerste plaats door de manier waarop we over onze hete hangijzers praten. Paulus roept in een brief zijn lezers in Filippi op dat iedereen hen als vriendelijke mensen moet kennen (4:5). Dat lijkt me een nobel streven en het zal in ieder geval bijdragen aan een stukje rust en onderling respect in de (christelijke) samenleving. In de tweede plaats lijkt het me goed om in de onrust van vandaag het oog te richten op onze Herder, die beloofd heeft dat zijn schapen in de donkere dalen niet hoeven te vrezen. Hij zal zorgen dat er na de donkere dalen weer grazige weiden komen. Het loopt Hem echt niet uit de hand. Als we dat echt geloven – en dat beweren we met z’n allen - is er voor de schapen geen enkele reden om zich het hoofd op hol te laten brengen. Op de eerste dag na het opheffen van de anderhalve-meter-maatregel lees ik in het nieuws dat we nu met z'n allen zijn getroffen door een zogenaamde snotgolf. Het schijnt dat we door de coronamaatregelen ons afweersysteem een beetje te lui hebben gemaakt en nu we weer en masse in elkaars nabijheid mogen komen zijn we ook meteen begonnen met elkaar naar hartenlust te besmetten met allerlei gewone verkoudheidsvirussen. Ook ikzelf heb op het moment van schrijven met een flinke verkoudheid te dealen. Door me zorgvuldig aan de voorschriften te houden heb ik zowel corona als alle andere griepjes lang buiten de deur weten te houden, maar nu ik me langzaam aan permiteer er wat vrijer mee om te gaan ben ik de pineut. Voor het eerst in dertien jaar heb ik tot mijn grote ergernis spreekbeurten en bezoeken moeten afzeggen. Ik kan niet eens zeggen dat ik me heel ziek voel, ik word slechts gehinderd door die snotgolf, waarvan, zo blijkt nu, heel wat landgenoten hinder ondervinden. Maar m'n afweersysteem heeft het er knap lastig mee en hoe langer het duurt, hoe meer ik zelf ook m'n geduld verlies. In een samenleving die gewend is geraakt om in je elleboog te niezen is hoesten, kuchen en uitvoerig je neus snuiten zowat een misdaad tegen de menselijkheid. Als bovendien bij elk woord dat je zegt hoorbaar is dat je door een of ander snotvirus getroffen bent, dan kun je niet anders dan met je gesnif en gesnuit bij anderen uit de buurt blijven om vooral de verwijtende blikken en kritische opmerkingen te ontlopen van je op gezondheid gefocuste medemens. Behalve dat mijn fysieke afweersysteem weer op gang moet komen merk ik dat dit ook geldt voor m'n geestelijke afweersysteem. En ook daarin ben ik niet de enige. Heel onvolwassen klaag ik steen en been over m'n moeilijke leven terwijl ik de ene na de andere zakdoek vol snot, totdat ik op een moment van eerlijke zelfreflectie moet toegeven dat ik me eigenlijk verschrikkelijk zit aan te stellen. Het wordt tijd om mezelf weer wat aan te pakken en me te trainen in het leren omgaan met een kleine tegenslag als een snotgolf. Ik merk dat het coronatijdperk ook hier en daar in de kerk de rek uit ons incasseringsvermogen gehaald heeft. Bij tegenslagen waarbij we onze zin niet krijgen wordt links en rechts wat afgesnotterd. Tijd voor eerlijke zelfreflectie lijkt me zo. Voor mezelf kwam ik in ieder geval tot de conclusie dat mijn gesnotter in het licht van de echte wereldproblematiek niets anders is dan vragen om aandacht en aanstellerij en dat ik door op te houden met te jammeren over mijn kleine ongemakjes heel wat prettiger gezelschap ben voor mijn omgeving. Zelfreflectie was voor mij het toverwoord, het heeft mij geholpen en geloof me, het wordt er een stuk gezelliger van. Dus daarom is mijn advies in deze column voor iedereen die smacht naar een beetje gezelligheid: Kijk alsjeblieft ook eens wat vaker in de spiegel van je Maker! Onze zomervakantie is weer voorbij. Op het moment van schrijven alweer twee weken. Net als vorig jaar hebben wij het er maar niet op gewaagd om naar het buitenland te gaan. De coronaperikelen zorgen wat ons betreft voor te veel onrust. Maar net als vorig jaar hebben we dit jaar gemerkt dat Nederland ook z’n mooie plekjes heeft. Marja en ik zijn deze keer met onze caravan op een SVR camping in Julianadorp beland. Terwijl één van onze dochters met haar gezin een op en top vakantie vierde in een groot park een kilometer verderop (ook op en top prijzen trouwens) namen wij genoegen met een simpele boerderij met een ruim grasveld en een net toiletgebouw. Een mooie manier om zo met de kinderen en kleinkinderen in de buurt gezellige dingen te doen. Toen wij onze medekampeerders bestudeerden ontdekten we al snel dat wij tot de jongeren van het veld behoorden. Ons veld stond vol met pensionado’s. Volgens één van onze kinderen is deze doelgroep herkenbaar als Libelle lezend, hippe kapseltjes, gekleurde (lees)brilletjes, man en vrouw in hetzelfde ANWB tenue en met elektrische fietsen. Enigszins generaliserend naar mijn idee, maar toch ook weer niet helemaal onwaar. Want terwijl wij ons op eigen kracht en in het zweet des aanschijns over de fietspaden door de duinen ploegden, zagen wij de pensionado’s met twee vingers in de neus langs ons heen zwieren alsof het geen enkele inspanning kostte. Maar het was mooi. De zee is prachtig, de zon scheen regelmatig, Oldebroek en Wapenveld leken even heel ver weg en de stapel boeken is weer doorgewerkt. Enige smet was dat ik tijdens ons verblijf bij het dagelijkse potje Rummikub in mijn lieftallige echtgenote de meerdere moest erkennen. Ik heb me met de nederlaag verzoend dankzij de gedachte dat als ik win, dit is toe te schrijven aan mijn eigen scherpzinnigheid en inzicht, maar dat als ik verlies vooral de geluksfactor een grote rol moet hebben gespeeld. Terwijl wij ons uitstekend vermaakten en de rest van de wereld ver weg leek hadden Belgen, Duitsers en Limburgers met ongekend veel wateroverlast te maken. Ondertussen woeden er op andere plaatsen in de wereld verschillende grote bosbranden en blijkt de opmars van de Taliban in Afghanistan niet te stoppen. In eigen land heerst politieke onrust en lijkt er onder het zogenaamde tolerante volksdeel steeds minder ruimte te zijn voor de standpunten van de mensen die toch liever het best verkochte boek ter wereld als richtsnoer willen blijven hanteren. Bovendien hebben we in de wereld nog lang niet afgerekend met die akelige pandemie, waardoor mensen ernstig ziek kunnen worden of zelfs soms het leven moeten laten. Afgezet tegen deze wereldproblemen is mijn opwinding over het spelletje Rummikub natuurlijk maar peanuts. En in dat kader zijn ook discussies in kerken en gemeenten over randzaken die de kern niet raken in feite lachwekkend of misschien wel juist diep treurig. Er zijn gelovigen die menen dat het wereldgebeuren laat zien dat het einde van de tijd met rasse schreden nadert. Ik weet het niet zo goed. Ik weet wel dat we er iedere dag een beetje dichterbij komen. En ik weet ook dat je bij grote vraagstukken moet focussen op wat echt belangrijk is en je niet moeten laten afleiden door bijzaken. Dat geldt voor de (wereld)politiek, dat geldt voor de kerk en dat geldt ook voor ieder persoonlijk. In de politiek zal je moeten kijken wat de echte problemen zijn in de samenleving. Als je dat doet zal je ontdekken dat je dan een betrouwbare medestander kunt hebben aan partijen die op het vlak van de ethiek mogelijk een ander geluid laten horen. En terwijl de coronapandemie heeft bewerkt dat er aan kerkdeuren wordt gerammeld en vaste patronen ineens minder vast blijken te zijn, zullen de gelovigen terug moeten naar de basis. Om Wie gaat het ook alweer? Wat vindt Hij ook alweer belangrijk? En hoe strekken we, net als Hij deed, onze handen uit naar mensen in nood? Hoe zorgen we ervoor dat we niet in de weg staan voor onze medemens om de ruimhartige liefde van onze goede Vriend te leren kennen. Genoeg om over na te denken voor het nieuwe seizoen lijkt me zo. Ik heb vandaag een fantastische dag. Niet alleen omdat de zon schijnt en eindelijk de zomer is doorgebroken. Dat ook wel…..ik houd wel van een lekker zonnetje, maar om nu te zeggen dat de weersomstandigheden invloed hebben op mijn humeur is overdreven. Meestal kijk ik ’s morgens na het opstaan redelijk positief de wereld in. Daar verandert een buitje regen of een graadje meer of minder nauwelijks iets aan. Mijn glas is meestal halfvol. Nee, mijn dag is fantastisch omdat ik een compliment heb gehad. Het gebeurde gewoon tijdens mijn dagelijkse wandeling met goedzak Kobus. Tussen twee haakjes, soms hoor je mensen wel eens zeggen dat de baas en z’n hond op elkaar lijken. Zou best kunnen. Dames in bontjasjes hebben vaak keurig geknipte poedeltjes en mannen met stoere tattoos hebben nogal eens van die agressieve vechthonden. Onze Kobus is in ieder geval erg aardig, best mogelijk dat hij die eigenschap ook van z’n baasje heeft 😊. Als je dagelijks een rondje maakt op hetzelfde tijdstip kom je ook vaak dezelfde mensen tegen. Meestal ook hondeneigenaren. En zo gebeurde het me dat ik vandaag tijdens m’n dagelijkse ronde iemand ontmoette die geen touw had kunnen vastknopen aan de preek die ze zondag in haar kerk te verwerken had gekregen. Verontwaardigd vroeg de vrouw zich af waarom die man zo gewichtig moest doen en zoveel onbegrijpelijke taal moest uitkramen? Nu weet deze hondenbezitster best dat ik ook met een zekere regelmaat het preekgestoelte bestijg, maar in haar optiek was ik anders. Nog niet zolang geleden had ze zelfs op internet naar een preek van mij geluisterd. En toen kwam maar zo het compliment: “ie bent zo gewoon!” Nu kun je zo’n uitspraak ook negatief opvatten. Want ieder mens wil bijzonder zijn en niet gewoontjes. Maar gewoon als tegenovergestelde van ingewikkeld is wat mij betreft een compliment. Ik wil graag gewoon zijn en gewoon blijven. Nog niet zo lang geleden kwam dat ook tot uiting in het gesprek met de Veluwe Koerier, een huis-aan-huis blad waarvan het verspreidingsgebied stopt aan de andere kant van de Filipsberg. In het artikel wordt ik omschreven als een gewone jongen van de Veluwe die niet boven de mensen, maar tussen de mensen wil staan. (Jullie hebben het toch wel gelezen, hè?) En dat is de spijker op z’n kop. Nu is het er mij niet om te doen om ongezoute kritiek te leveren op collega-predikers, ieder vogeltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is, maar ik kan niet anders dan gewoon zijn. En ik kan ook met de beste wil van de wereld niet uit de voeten met de liturgische gewaden of de juist kleurloze kostuums – zwart en wit zijn namelijk geen kleuren - waarin de verschillende predikheren of -dames zich wekelijks hijsen. Ik ben mezelf en ik heb geen ander. Nog niet zolang geleden kwam ik een 17e eeuwse spotprent tegen waarop de Paus was afgebeeld als een vorst met een mijter en een deftige mantel die trots en fier op een paard zat en naast deze deftige paus was onze Heiland afgebeeld, eenvoudig, heel gewoon, helemaal niet deftig, eerder nederig, hij zat op een ezel. Ik dacht nog: volgens mij heb je het niet verkeerd begrepen als je graag gewoon wil zijn. |
columns van peter
September 2024
|