Het gebeurde maar zo in eens, tijdens een korte wandeling in m’n middagpauze. Ik loop dan meestal samen met Kobus, onze immer vrolijke viervoeter, een eindje langs wat vroeger een spoorlijn was en nu een fietspad is. Als je vaak op hetzelfde moment op dezelfde plaats loopt, passeren ook regelmatig dezelfde fietsers. Zo ook deze keer. Zoals het plattelanders betaamt heb ik de gewoonte om iedere fietser te groet’n (zo zeg je dat bij ons). Op de Veluwe kun je volstaan met iets als ‘heui’ of ‘mogguh’. Meer hoeft niet. Voor ‘moi’ moet je in Drenthe zijn. Daarmee zou je uit de toon vallen in ons Padd’ndorp. Maar omdat ik ook nog eens een christelijke plattelander ben, wordt ik extra gestimuleerd om mijn vriendelijkheid bij alle mensen bekend te laten zijn (Filipp. 4:5). Nog een extra reden om te blijven groeten dus. Na mijn gebruikelijke ‘heui’ stopt een fietser ineens. Hij stapt af. Een nieuwe situatie. Hij wil graag Kobus even aaien. En onze Kobus geniet van aandacht, dus dat komt helemaal goed. Een gesprekje volgt. “Mooi beest, een Golden Retriever toch?” Na mijn bevestigende antwoord vertelt de fietser waar hij woont. “Daar en daar, weet je waar dat is?” Ik weet het. Hij vertelt er zelf bij wat ik ondertussen al wel begrepen heb. Het is een woonvorm voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ook vertelt de fietser dat hij uit zijn werk komt, maar omdat ik regelmatig rond het middaguur langs het fietspad struin vermoedt hij dat ik al wel met pensioen zal zijn. Ik vergeef hem zijn verkeerde inschatting. Vermoedelijk word ik nooit zo oud als ik er uit zie. Toen ik vertelde dat ik nog dagelijks als veurganger aan de bak mag lichtten zijn ogen op. “O, dus dan ben je gelovig? Ik geloof ook in Jezus. Ik ben Zijn erfgenaam. Dat betekent dat alles wat van Hem is ook voor mij is. Ik hoor bij die-en-die kerk. Maar ik luister ook wel eens op internet naar diensten. Sta jij daar ook op?” Ik vertelt hem dat ik een eigen website heb boordevol preekfilmpjes. Z’n nieuwsgierigheid is gewekt. Hij zal er naar gaan zoeken. En weg was hij weer. Kobus en ik maakten ons rondje af. Kobus zoals altijd vrolijk kwispelend. Hij heeft weer een extra aai over z’n kop gehad. En ik in gedachten. Hoe kan het dat deze jongen zo vrijuit spreekt over zijn geloof terwijl voor veel mensen hun geloof het best-bewaarde geheim is, waar je niet mee te koop loopt? Natuurlijk kun je zijn vrijmoedigheid gooien op zijn verstandelijke beperking, maar dat is me te makkelijk. Dan zou je als niet-verstandelijk-beperkte gewoon je mond kunnen blijven houden en jezelf tevreden stellen met een lamp onder de korenmaat (Matt.5:15). Dankzij de ontmoeting met deze fietser ben ik er weer extra bij bepaald. Ik geloof ook in Jezus. Ik ben Zijn erfgenaam. En dat mag iedereen weten. Bedankt, eenzame fietser, ik weet je naam niet eens. Maar voor mij ben jij een held.
0 Comments
Leave a Reply. |
columns van peter
September 2024
|