![]() Zoals velen van u wel zullen weten kom ik uit, wat men noemt, ‘een muzikaal nest’. Mijn jongste zusje bijvoorbeeld heeft ooit in 2003 aan het Eurovisiesong-festival meegedaan als Esther Hart. U begrijpt dat dit haar artiestennaam is, in werkelijkheid heet ze, net als ik, gewoon Hartkamp. Maar ook mijn vader, mijn beide broers en m’n andere twee zussen, hebben duidelijk nogal wat muzikale kwaliteiten meegekregen en ook de kinderen van mijn broers en zussen zijn bijna allemaal behoorlijk muzikaal. Zo heeft onze familie, met de aangetrouwden meegeteld, al 7 mensen opgeleverd die een conservatoriumopleiding hebben gedaan. Vanwege die muzikaliteit hebben we als familie de leuke gewoonte om ieder jaar op 1 januari samen te komen voor een familiemuziekdag. Oud tot jong neemt dan z’n muziekinstrument mee. Gelukkig schijnt er zelfs bij mij nog wel wat muzikaliteit latent aanwezig te zijn, want onze eigen kinderen hebben het wel meegekregen en bespelen allemaal een instrument en dat onze tweede dochter Mirjam mooi zingt hebben de VEG-ers tijdens de Israëlzondag wel gehoord. Nu heb ik nooit echt geleden onder het feit dat ikzelf bij het uitdelen van de muzikale gaven niet vooraan heb gestaan. Ik troost me met de gedachte dat ik ook de enige was in ons gezin die behoorlijk kon voetballen en onder het WZC legioenbekendheid kreeg als ‘de schere’ vanwege de vloeiende schaarbeweging waarmee ik menig verdediger op het verkeerde been wist te zetten. Zowel in het ouderlijk huis waar ik vroeger opgroeide als in ons gezin nu ben ik de enige die geen noten kan lezen of op de maat kan klappen. Mijn kinderen adviseren me ook altijd om tijdens het meezingen in de kerkdienst niet met m’n vingers op de kansel te trommelen, omdat dan wel heel pijnlijk mijn gebrek aan ritmegevoel aan het licht komt. Maar nu wordt alles anders! Tijdens de Aangepaste Dienst,waar het mannenkoor van Groot Schuylenburg optrad, kreeg de dirigent van het koor, Zwier van de Weerd, het spontane idee om zijn solopartij deze keer samen met mij als voorganger te zingen. Voordat ik tijd kreeg om zenuwachtig te worden was mijn eerste muzikale optreden een feit. En met enige trots mag ik wel zeggen dat het goed ging. Zo goed zelfs, dat er al enkele kerkenraadsleden zich afvroegen of ik wel al mijn werkzaamheden in de gemeente kan blijven doen, nu ik op het punt sta muzikaal door te breken. Sinds die tijd gonst het van de geruchten dat er grote veranderingen op handen zijn. Het lijkt het onderwerp van gesprek te zijn in heel Oldebroek en omstreken. Maar laat ik u gerust stellen, niets van dat alles is waar. Er hebben zich geen platenmaatschappijen of TV zenders gemeld.Ik ga er vanuit dat het bij een eenmalig optreden zal blijven. En omdat ik nog lang niet transfervrij ben zal ik mijn contract gewoon uitdienen.
0 Comments
![]() Het is dan toch eindelijk gebeurd: ik ben vernoemd! Want laten we eerlijk zijn, opa's en oma's hebben wat het vernoemen betreft de tijd niet mee. Dat lijkt op het eerste gezicht in Oldebroek en omgeving nog wel mee te vallen. Daar kan het nog voorkomen dat in iedere generatie van een familie meerdere mensen met de naam ‘Helmig’ voorkomen, bijvoorbeeld. Terwijl die naam in andere families, voor zover ik weet, niet of nauwelijks voorkomt. Maar wie zich wat verder verdiept in de voornamen in Nederland, weet wel dat er veel is veranderd. Finn of Milan staan nu in de voornamen top tien, daar hadden we een paar jaar geleden nog nooit van gehoord. Zoals u misschien weet heb ik de voorletters ‘GP’. Dat die ‘P’ voor ‘Peter’staat had u waarschijnlijk al wel geraden, maar die ‘G’ heb ik te danken aan mijn inmiddels overleden opa van moeders kant. Die staat voor ‘Gerard’. Mijn ouders hebben het blijkbaar nodig gevonden om in ieder geval in de doopnaam nog iemand uit het voorgeslacht te vernoemen. Ik moet eerlijk belijden dat wijzelf,toen wij kinderen kregen, er al wat minder serieus mee omgingen. We vonden het mooi om de roepnaam een bijbelse naam te laten zijn en in de tweede naam was er dan nog heel vaag iets te herkennen van een opa of oma. Maar ja, nu zijn we weer een generatie verder, en tot nu toe komen wij er bekaaid af. Onze dochter en schoonzoon willen er niets van weten: in geen velden of wegen een opa of oma te vinden bij de keuze van de namen van onze kleinkinderen. Maar nu is het dan toch zo ver! Niet dat er een opnieuw een kleinkind is geboren, dat duurt nog een paar maanden. Nee, het is anders. De organisatoren van de biggenrace op de familiedag vonden het nodig om één van de biggen ‘Peter Hartkamp’ te noemen. Fijntjes was er bij het arme dier een dikke streep over de rug geschilderd. Mocht u het niet weten: omdat Wapenvelders vaak ‘padden’worden genoemd, wordt er nog wel eens geïnformeerd of ik ook ‘een streep over de rugge’ heb. Toen ik informeerde naar de namen van de andere biggen bleek dat ook ds.‘Kasper Kruithof’ uitverkoren was. Onze biggen moesten het tegen elkaar opnemen. Nu moet ik bekennen dat ik de biggenrace niet echt gevolgd heb. De spanning werd me te groot. Maar er gingen geruchten dat de beide voorgangers niet erg best door hetzelfde poortje wilden. Geen best getuigenis, dat begrijpt u. Nadat de biggen afgevoerd waren begaf het Vrije Evangelische kerkvolk zich naar de barbecue. Of het vlees dat naar binnen werd gewerkt ook afkomstig was van die zelfde biggen is me eerlijk gezegd niet helemaal duidelijk geworden. Aan de manier waarop het volk aanviel zou je het wel zeggen. Krachtig werd er met de vork in de speklappen geprikt, als ware het de doemineer of veurganger zelf waar men de tanden inzette . Het was een mooie dag met elkaar. En wat hebben veel mensen zich ingezet om deze dag tot een succes te maken. Geweldig! Dit soort dagen ervaar ik altijd als bijzonder samenbindend. Want wat die biggen niet erg lukte, bewerkt zo’n dag wel: we gaan met elkaar door één en dezelfde deur! (Johannes 10:7) ![]() Het is weer zover: de jaarlijkse themaweek van Kerk, School, Gezin. Voorafgaand aan deze week wordt er door leerkrachten van verschillende scholen en voorgangers van verschillende kerken vergaderd over het thema en ook wordt afgesproken welke voorganger welke school bezoekt. Dit keer is voor mij de Regenboogschool in Oldebroek en de Wegwijzer in Oosterwolde aan de beurt. Ik geniet daar altijd van. De gesprekjes met kinderen, de onbevangen vragen van kleuters: Hoe oud ben jij? Hoe is je voornaam? Hoe is je doopnaam? Maar ook heb ik genoten van het zingen met gebaren van diezelfde kleuters: ‘Heer U kent mij als geen ander’. Dat bracht me spontaan op het idee om dat zondags in de kerk ook maar te doen. De aanwezige VEG kids beloofden plechtig me niet in de steek te laten de komende zondag. Ik zal de kinderen naar voren vragen en zij zullen de gebaren voordoen vanaf het podium. Maar ja, toen was het moment daar. Wat op donderdag zo zelfverzekerd is toegezegd, blijkt op zondagmorgen een te hoge hobbel te zijn. Er kwam geen kind naar voren. In een vlaag van paniek bedacht ik hoe het zou zijn als ikzelf samen met de ouderling van dienst de gebaren zou voordoen. Van het idee alleen al werd de paniek groter en groter. Maar gelukkig…..na wat gestommel op de galerij kwam ze de trap af. Rose jurkje aan….helemaal alleen. Mijn redding, mijn held. Ik weet niet eens hoe ze heet (zal wel Spronk zijn :-) ). Dapper stapt ze helemaal alleen door die grote kerk. En gelukkig toen kwam er nog meer assistentie aan. Met twee kinderen gaat het vast lukken. Het combo zet in, de gemeente zingt, maar de held in het rose jurkje was zo onder de indruk van het verbale geweld dat ze de gebaartjes vergat. Gelukkig was het andere meisje vrijmoedig genoeg en zijn de meeste gemeenteleden aardig genoeg om met de kinderen mee te doen. Na dit fantastische optreden van de kinderen bedacht ik ter plekke om maar even naar hun afkomst te vragen. In het kader van het thema van deze week ‘En wie ben jij?’ wel toepasselijk. En omdat ik redelijk vertrouwd ben met het Veluws dialect was ik zo vrij om het in het dialect te vragen: woar bennie dr ene vâ? Het eerste kind gaf keurig antwoord: naam, naam van de ouders. Voor de tweede keer in vijf minuten verraste het roze jurkje me. Woar bennie dr ene vâ? ‘Mamma…..’ klonk het zachtjes. Geweldig, mijn dienst kon niet meer kapot. En te horen aan het applaus van de aanwezigen gold dat voor meerderen. In de preek werd stilgestaan bij Zacheüs. Zijn verhaal komt overeen met de andere verhalen die op school behandeld zijn: Ruth uit Moab, de minister uit Ethiopïe, de vrouw uit Samaria. Buitenbeentjes, maar ook mensen voor wie er een geweldige ommekeer kwam. Ik weet zeker, als ik die spontane Veluwse vraag aan hen had gesteld, wat het antwoord zou zijn. Woar bennie dr ene vâ? ‘Vader’ natuurlijk! ![]() Ik schrik altijd een beetje als die vraag weer komt of ik iets wil schrijven in de ‘huis-aan-huis Kerstkrant’ van de kerken in Oldebroek. Want wees eerlijk, wat moet je nu weer schrijven? Natuurlijk Kerst is de geboorte van Jezus, twee jonge ouders voor wie geen plaats was in de herberg, midden in de winternacht (?), het kindje in de kribbe, de zingende engeltjes, romantische schaapjes, herdertjes bij nachte in het veld, mysterieuze wijzen op kamelen, een os en een ezel die het hele gebeuren verdwaasd in zich opnemen. Dat verhaal moet altijd weer verteld, het hoort erbij, vinden we. Nu las ik niet zo lang geleden weer eens het boekje ‘Het bezoek’ van Adrian Plass. Het boekje beschrijft dat Jezus – de Grondlegger noemt Plass Hem - terugkomt om een bezoek te brengen aan de kerk. En dat bezoek van die Grondlegger zet de hele boel op de kop in die kerk. Zelfverzekerde praters veranderen in twijfelaars. En mensen met ernstige problemen worden opeens een stuk vrolijker. Een broeder die ongeveer beschouwd wordt als een halve heilige, biecht een hele rij schokkende zonden op. Eén ding is zeker: het spel is uit, het is afgelopen met het ‘doen alsof’. Eén van de indrukwekkendste scènes in het boekje is hoe de Grondlegger zijn verjaardag beleeft: Kerst. De verteller schaamt zich voor Kerst. Hij wil niet dat de Grondlegger zou zien wat ervan geworden is. Wat zal Hij doen? Het geld, het eten, de steeds duurdere cadeaus, de dronkenschap, de nèt iets te intieme zoenen aan het eind van de kerstborrel op het werk, het eenmaal per jaar lief-en-aardig-doen, dat vaak niet meer is dan een uitstel van vijandelijkheden. Het is allemaal zover verwijderd van de soberheid van Zijn geboorte en de eenvoud van Hem zelf. De schrijver herinnert zich de gebeurtenissen in de tempel zo vele jaren geleden. Jezus dreef de kooplui de tempel uit. Wat zal Hij nu doen als Hij op kerstavond in de Kalverstraat komt? Ik ga niet het hele boekje navertellen. U kunt het beter zelf kopen, u hebt het trouwens in twee uur uit, dus ook als u niet zo’n lezer bent, zou het best iets kunnen zijn voor een regenachtige zondagmiddag…. wat mij in ieder geval opvalt is dat de Grondlegger op geen enkele manier wil voldoen aan wat men van Hem verwacht, en dat alles dat in de weg staat en het zicht op het hart van Zijn Vader wegneemt, moet wijken. Weet u, ik ben helemaal niet tegen lekker eten, een gezellige Kerst, met kaarsen en lichtjes. Integendeel, ik houd er wel van. Ik geniet er ook van en het mag van mij ook best een witte Kerst worden als u daar blij van wordt. Het is u van harte gegund. Maar toch wil ik mezelf en ook u als lezer die lastige vraag blijven stellen: mag Hij er bij zijn? Mag Hij de eregast zijn? Kerstfeest betekent immers Christusfeest! Het gaat om Hem, we vieren dat Hij kwam. Het Kind dat kwam voor het kruis. Het kruis dat allesbepalend is voor uw en mijn toekomst! Een betekenisvolle Kerst gewenst. ![]() Het moet ongeveer in de eerste week van het jaar 2000 geweest zijn dat er in ons gezin een verandering plaatsvond: een puppy. Een pluizig bolletje wol met van die zielige ogen waar je bijna niet boos op kunt worden, dat kan alleen een Golden Retriever zijn. Maar er veranderde meer. Want het bolletje wol zorgde ook voor grote gaten in de tuin, een kapot zeil in de bijkeuken, vieze poten op de vloer en haar, overal haar. In een jaar tijd veranderde het bolletje in een kalf, maar de ogen bleven hetzelfde. Natuurlijk moest het bolletje ook een naam hebben. In een Agapè-gezin waar de kinderen bijbelse namen hebben en de cavia zelfs Simson heette lag natuurlijk een bijbelse naam voor de hand. Verschillende suggesties werden besproken. Hannes of Kobus – een vernoeming naar de zonen des donders Johannes en Jakobus - zou toepasselijk zijn, maar uiteindelijk kwamen we op Kaleb. Te meer ook omdat deze naam ‘hond’ betekent. Gestructureerd als de vrouw des huizes is, verscheen er aan het keukenkastje naast het afwasrooster al snel een honde-uitlaat-rooster. Toen in de loop der jaren de kleine Hartkampjes groot werden en hun eigen nestjes gingen bouwen verdween dit rooster echter weer en was de heer des huizes om de een of andere onverklaarbare reden de enige die nog in aanmerking kwam voor een twee-maal-daagse wandeling. Ondertussen bleek Kaleb een echte goedzak te zijn. Niet echt een waakhond, een allemansvriend. Behalve voor de egels dan. Kaleb bleek niet veel ontzag te hebben voor het feit dat een egel een beschermd diersoort is en beet er geregeld één dood. Onvoorstelbaar hoe hij in het pikkedonker in staat was de struiken in te duiken en er dan vervolgens met een egel in zijn bek weer uit te voorschijn te komen. Zoals het een Golden Retriever betaamt hield Kaleb van water en modder. En dat was meestal goed te zien aan het eind van de gehoorzaamheidstraining. Vaak was het zo dat hij aan het eind van de training meer weg had van een varken dan van een hond. De lucht die hij daarna in de auto verspreidde is onvergetelijk (volgens de vrouw des huizes onverdragelijk). Kalebs liefde was onvoorwaardelijk. Als zijn baasje na weer een mislukte preek thuiskwam, met het gevoel dat de hele wereld hem niet meer zag zitten :-), dan was dat voor Kaleb altijd een reden om hem kwispelend en enthousiast te begroeten en als het baasje het goed vond was hij zelfs bereid om zijn kwijlerige bek op de knie van zijn zondagse pak te leggen. Eind september werd onze bejaarde Kaleb niet fit. Hij at niet meer en kon zelfs af en toe niet meer op zijn poten staan. Met de nodige moeite heeft zijn baasje het kalf in de mand getild. Op maandag 1 oktober had zijn baasje het voornemen met hem naar de dierenarts te gaan. Het was niet meer nodig. ’s Morgens vroeg lag hij in zijn mand, het was of hij sliep, zoals altijd één oor over de rand, maar hij was dood. Na bijna 13 jaar van ons gezin te hebben deel uitgemaakt laat hij een lege plek achter. Eerlijk gezegd heeft zijn baasje het altijd wat overdreven gevonden hoe mensen omgingen met het verlies van een huisdier. En nog altijd probeert hij daar nuchter naar te kijken. Een hond is een hond. Maar toch….het voelt wel leeg, ondanks alle vieze pootafdrukken en hondenharen, ondanks die stank in de achterbak van de auto, het was wel een kanjer. Ik vermoed dat je een hondenliefhebber moet zijn om dat te snappen. Maar omdat hij zo’n kanjer was vind ik dat hij nog één keer een plekje in deze column verdient. ![]() Verhaaltje dat ik schreef in de week dat mijn nicht Janine en mijn oom Jan overleden: Het is zaterdagmorgen, ik word vroeg wakker…..vandaag niet echt een vrije dag. Eerder een moeilijke dag. Een bezoek aan een oude stervende man en een begrafenis staan op de agenda. Een oude dementerende vrouw uit onze kerk wordt vandaag begraven. Langzaam aan raakte deze vrouw de controle kwijt over haar leven. Maar één ding bleef ze vasthouden: ik ga verhuizen….verhuizen naar het Vaderhuis. Terwijl ik nog in bed lig mijmer ik verder. De derde keer in anderhalve week dat ik een begrafenis bijwoon. Twee keer familie, nu een gemeentelid. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik probeer me voor te stellen wat die vrouw uit onze kerk zal aantreffen daar als ze binnenkomt in dat Vaderhuis. Het eerste wat ze te zien krijgt is die mooie, jonge, ongeschonden vrouw, dansend voor Degene van wie ze zo ontzettend veel houdt. Ze danst uit alle macht omdat hetgeen ze altijd geloofd heeft werkelijkheid is geworden. De Man die zij als de Waarheid zag heeft haar werkelijk vrij gemaakt. Iets verder op ziet ze een vriendelijke man vooraan in de reidans huppelen. Hoewel hij kaarsrechte benen heeft gekregen bij binnenkomst, lijkt hij er plezier aan te hebben om te dansen met O-benen en met een zakdoek op zijn hoofd. Hij is hier nog maar kort, maar blijkbaar geniet iedereen van zijn aanwezigheid. Zijn grote hart is als het ware aan de buitenkant zichtbaar. Aan de zijkant zit een lieve, vriendelijke vrouw het met genoegen gade te slaan. Vol tederheid kijkt ze naar de beide dansende mensen. Ze lijkt blij te zijn met hun komst alsof ze er naar had uitgekeken. Haar blijdschap is niet minder, maar ze uit het een beetje anders, wat minder uitbundig. Haar gevoelens van blijdschap heeft ze van zich afgeschilderd. Met een wat grove stijl heeft ze iets prachtigs vervaardigd. De woorden van hier beneden schieten te kort om het te omschrijven. Het schilderij heeft de naam ‘A Dieu’ gekregen. Plotseling komt er Iemand binnen. Als een magneet trekt Hij alle aandacht naar Zich toe. In eens wordt het duidelijk. Die dans van die jonge vrouw is voor Hem, die vrolijke man in de reidans danst voor Hem, dat schilderij van die lieve vrouw is voor Hem. Hij staat daar met de waardigheid van een Koning en de kwetsbaarheid van een Lam. Alle mensen in het huis blijken juist genezen te zijn van hun littekens en deuken die ze in het leven hebben opgelopen, maar deze Man heeft grote littekens in handen en voeten. Niet als tekens van gebrokenheid maar als sieraden van overwinning. Alsof Hij wil zeggen: kijk ernaar, want deze littekens zijn jouw entreebewijs. Terwijl ik in bed lig voel ik de tranen. Natuurlijk…gemis en verdriet is er. Maar in dit perspectief voelt het anders, wel verdriet, maar ook troost en houvast. Ik stap uit bed….heb nieuwe moed gekregen. Ik ga op ziekenbezoek en naar een begrafenis. Triest allemaal. Ik zou niet goed weten wat te zeggen als ik niet wist van die Man met die littekens in Zijn handen. Op die uitgestoken doorboorde handen mag ik blijven wijzen omdat ik weet dat Hij de Waarheid is die werkelijk vrij maakt! ![]() Het besluit is gevallen. Ja, Ja, niet langer zal ik als Gemeentelijk Werker door het leven gaan. Ik mag me vanaf nu Voorganger noemen. En ik heb het geweten ook. Toen ik via Email aan mijn complete adresboek had doorgegeven dat mijn emailadres nu dus ook veranderd is, gaf dat voor verschillende gemeenteleden aanleiding om tussen neus en lippen door te informeren of ik nu ook een flinke promotie had gemaakt. Niet dus! Maar dat neemt niet weg dat ik blij ben met de verandering. Als ik aan een vreemde vertel dat ik Gemeentelijk Werker ben dan roept dat altijd een beetje het beeld op van iemand die schoffelt bij de plantsoenendienst. Een eerbaar beroep, ongetwijfeld, maar het lijkt toch in niets op datgene waar ik mijn dagen mee vul. Toen ik de wijziging door gaf via Email was dat dan ook voor één van de ouderlingen (we noemen geen namen) aanleiding om terug te mailen dat vanaf nu ‘de schoffel in de schure kan’. Anderzijds was er ook een gemeentelid die juist zo’n schoffelaar nog niet zo’n gekke metafoor vond. Een beetje in de lijn van 1 Corintiërs 3:6:Paulus heeft geplant, Apollos heeft begoten, Peter heeft geschoffeld. Al met al dus heel wat commotie rondom de wijziging van functienaam, dat snapt u. Maar sinds de conferentie heb ik als kersverse Voorganger ook nog te doen met andere plagerijen. Broeder Dato Steenhuis heeft tijdens één van zijn diensten in zijn onschuld gezegd dat broeder Piet (en daar bedoelde hij mij mee) tijdens de laatste samenkomst zal spreken over de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Nu krijgen alle gelovigen volgens Openbaring 2:17 inderdaad een nieuwe naam, maar ik had begrepen dat die gebeurtenis nog in het verschiet ligt. Zo zie je maar weer dat ook een voorganger maar ‘ten dele verstaat’. Nu is er niets mis met de naam Piet - voordat ik alle Pieten uit de gemeente op mijn dak krijg - maar ik hoop dat de naam die ik later krijg toch duidelijker weergeeft wie ik in de eeuwigheid mag zijn. Maar ook deze verspreking van broeder Steenhuis heeft bewerkt dat sindsdien lollige Oldebroekers en Oosterwoldernaren het nodig vinden mij met Piet aan te spreken. En dat heeft bewerkt dat ik me de laatste tijd met vrees en beven richting ons kerkgebouw begeef. Waar ik ook mijn neus laat zien, altijd is er wel iemand die het nodig vind om iets over mijn functieverandering of over mijn naamsverandering te zeggen. En zo komt het dat de gevolgen van een eenvoudige functieverandering en een onschuldige verspreking als een loden last op mijn toch al zo tengere schoudertjes drukken. U begrijpt het al: het leven van een veurganger valt niet mee. Ik hoop trouwens ook dat u begrijpt dat u het hierboven geschrevene niet al te serieus moet nemen. Het is geen sollicitatie naar bemoedigende kaartjes en mailtjes of zo. Het laat meer zien hoe we in de gemeente met elkaar omgaan. Soms zeer serieus….dat kan ook niet anders, geloven is echt een serieuze zaak. Maar soms ook luchtig, hier en daar een plagerijtje. Vrije Evangelischen worden niet voor niets ‘vrolijk-orthodox’ genoemd. En in dat klimaat voel ik me prima thuis! ![]() Ongetwijfeld herkent u bovenstaande regel als een fragment uit één van de evangelische toppers Samen in de naam van Jezus. De Geest spreekt alle talen…. Daar moest ik aan denken toen ik terugdacht aan de afgelopen weken. In de eerste plaats natuurlijk het Pinksterfeest. De geboortedag van de christelijke gemeente. Bij de torenbouw van Babel onstond er verwijdering tussen mensen en volken omdat men elkaar niet meer verstond, op de Pinksterdag in Jeruzalem gebeurde het tegenovergestelde: mensen hoorden Gods grote daden verkondigen in hun eigen taal. Op die manier liet God zien dat Hij wilde dat het Evangelie van Jezus de wereld zou ingaan, van Jeruzalem, naar Judea, Samaria, tot het uiterste van de aarde (Hand.1:8). Nu is dat horen van Gods grote daden in je eigen taal niet een vanzelfsprekendheid. Toen we met een aantal gemeenteleden een reis naar Roemenië maakten hebben we tijdens de kerkdiensten die we daar bezochten gemerkt dat er maar zo een uur voorbij kan gaan zonder dat je door hebt waar de dienst over gaat. Als voorganger werd ik geacht op een apart bankje plaats te nemen voor in de kerk, zodat iedereen me goed kon zien. Dan moet je toch in ieder geval de indruk wekken dat je aandachtig luistert. Maar dat viel niet mee. Het enige herkenningspunt voor mij was de naam van Pontius Pilatus tijdens het voorlezen van de geloofsbelijdenis en een enkele melodie van een Psalm of lied. Gelukkig hebben we in de gesprekken die we gevoerd hebben gebruik mogen maken van een bekwame tolk en verder hebben we ons in de verschillende ontmoetingen met de broeders en zusters daar, met handen en voeten en ‘huis-tuin-keuken-engels’ aardig kunnen redden. Nu we het toch over vreemde talen hebben: ik mag dan wel van de Veluwe komen, maar tijdens de Roemeniëreis heb ik ook weer verbaasd gestaan over het o zo fraaie Oldebroekse dialect. Er blijken toch heel wat woorden te zijn die nooit de bult die Wapenveld van Oldebroek scheidt zijn overgewaaid. Want ik wist niet wat ‘hiemperig, een schoere, geen sloek op krieg’n, sloerig, poesterig, podderig, knochterig, kacherig, schoeverig, heuzelefitlokk’n, en vernimstig’ betekende, maar nu weet ik het. Dus mocht u één van deze woorden niet kennen, vraag gerust. Ik spreek lang niet alle talen, maar het Oldebroeks gaat me steeds beter af. ![]() Tijdens onze vakantie in Oostenrijk hadden wij, beter gezegd: had ik het plan opgevat om een plaatselijke kerk te bezoeken (volgens onze kinderen had het absoluut geen zit om te proberen een buitenlandse dienst te volgen, maar achteraf viel het mee). In het plaatsje Lofer hadden we al een bord ‘Evangelische Kirche’ gezien. In Nederland krijg je bij het woord evangelisch gelijk gedachten aan een praiseband en handengezwaai en zo, in Oostenrijk staat evangelisch gelijk aan protestant. We werden dan ook welkom geheten door een dominee in toga. De kerk hier had ongeveer 100 leden, in de dienst van vanmorgen waren 40 mensen aanwezig waarvan de helft uit Nederland kwam. De kerkzaal was, net als alle balkons aan de huizen, versierd met bloemen. Ik kan me niet voorstellen dat de bossen bloemen in de kerk hier wel eens onderwerp van discussie zijn geweest. Aan de muur hing een groot kruisbeeld. Blijkbaar heeft de beeldenstorm hier minder heftig gewoed dan in Nederland. Het thema van de dienst was ‘Ein feste Burg’ (een vaste burcht). Ter illustratie had de dominee een poster met een kasteel opgehangen. We zongen het bekende Luther-lied en gelukkig was de dominee, net als ik, er niet zo’n fan van om vrouw en kinderen het graf te delven, zodat ik uit volle borst alle coupletten kon meezingen. De dienst verliep nogal liturgisch. De gebeden werden voorgelezen uit een boekje, het Onze Vader en de geloofsbelijdenis werd hardop gezamenlijk opgezegd. Maar omdat het allemaal net iets anders gaat dan thuis maakt het dat ook wel leuk. Het orgel werd bespeeld door een Gereformeerde Bonder die wel met de kerkfusie van de PKN was meegegaan (leg dat maar eens uit aan een Oostenrijker). Een Vrijgemaakte broeder verzorgde de schriftlezing in het Nederlands. En schuin voor mij zat een gezin die, aan het gelaat en gewaad te zien, uit de Gereformeerde Gemeente kwam. Tijdens de dienst laat je je gedachten nog wel eens de vrije loop. Stel je toch voor dat al deze Nederlanders zich hier zouden vestigen. Ik denk dat zowel de Bonder, de GerGemmer, de Vrijgemaakte broeder en ikzelf me zou aansluiten bij deze Evangelische Kirche. Alle bloemen, het kruisbeeld, de poster, het Katholiek aandoende opzeggen van gebeden en belijdenissen ten spijt, we zouden elkaar vinden. Want uiteindelijk gaat het om die vaste Burcht. ‘Fragst du, wer der ist? Er heisst Jesus Christ.’ En deze Here Jezus heeft gelukkig zijn kinderen in allerlei kerken zitten. Dat werd aan het eind van de dienst nog eens bewezen, toen een Duitse broeder een draaiorgel ter grote van een kinderwagen te voorschijn haalde en zichzelf begeleidde toen hij heel hard Duitse geestelijke liederen liet horen. Een draaiorgel in de kerk, het moet niet gekker worden. Toch Psalm 150 er nog eens op nalezen. Nee hoor, het draaiorgel staat er niet bij, het orgel ook niet trouwens (?!). Maar gelukkig het was ‘na de zegen’ en dan kan er bij Nederlandse christenen weer iets meer. Al met al was het goed hier te zijn. Bij deze kleine groep mensen die nog steeds vast willen houden aan het Evangelie. Het bepaalt ons er weer bij hoe ontzettend bevoorrecht wij zijn met onze grote kerken, clubs, omroepen, politieke partijen enz. Tegelijkertijd blijft die vraag me bezig houden: Hoe is het mogelijk dat we in het buitenland zo makkelijk over verschillen heen stappen, maar thuisgekomen maken we ons weer druk over allerlei menselijke dingetjes, details die voor Gods Koninkrijk er niet toe doen. Wat een wonder dat God dit kleine groepje mensen in Lofer vast houdt. Wat een wonder dat God die grote groep verwende Nederlanders vast houdt. Met recht: Ein feste Burg ist unser Gott! |
columns van peter
May 2024
|