In ons dier’bre Nederland kennen we de gewoonte om bij bepaalde gelegenheden ons nationale volkslied te zingen. Ik herinner me uit vroeger jaren de zogenaamde aubade op Koninginnedag waarbij we als dorpsgenoten onder de bezielende leiding van muziekvereniging ONA (Ontspanning Na Arbeid), uit volle borst het volkslied aanhieven. En wie krijgt er geen kippenvel als een bomvol stadion met Nederlanders bij een wedstrijd van het Nederlands elftal gezamenlijk laat horen dat ze de tirannie willen verdrijven, whatever may be... (oeps dat hoort bij het zesde couplet, maar ik vond het zo’n mooi zinnetje ) Allemaal prima en een beetje chauvinisme kan ook helemaal geen kwaad. Samen zingen kan in zo’n situatie heel samenbindend werken. Maar behalve op nationale feestdagen en bij sportevenementen kennen veel kerken ook de gewoonte om bij bepaalde gelegenheden het Wilhelmus te zingen. Het volkslied is zelfs in verschillende christelijke liedbundels opgenomen. In sommige kerken zingt men het volkslied toch maar na de slotzegen, omdat men blijkbaar niet helemaal overtuigd is of er wel zegen op rust om een nationaal volkslied in een kerkdienst te zingen. Ik merk dat bij mijzelf hier ook een beetje de schoen wringt. In de kerk belijden we – als het goed is – dat we bij een ander Koninkrijk en een andere Koning horen. In onze liederen, preken en gebeden spreken we uit dat we loyaal aan dìe Koning en dàt Koninkrijk willen zijn en tussen dat Koninkrijk en ons vaderland staat lang niet altijd een is-gelijk-teken. Als gelovige probeer ik zeker loyaal aan de overheid te zijn, maar wat dan als het handelen van onze vaderlandse leidslieden in strijd is met de wil van de Koning die ik dien? Als ik bijvoorbeeld zie hoe onze overheid momenteel bezig is ongeveer alles wat fout gaat in ons land in de schoenen van de vreemdelingen binnen onze poorten te schuiven, dan houd ik mijn hart vast en kan die houding zeker niet rijmen met het onderwijs van de grote Koning die ik met vallen en opstaan probeer te volgen. Wil ik dan nog steeds in de kerk zingen dat ik ‘den vaderland getrouwe zal zijn tot in den dood?' Ik heb het er best lastig mee. Bovendien zie ik in onze kerkelijke gemeente, als ik rond kijk, ook nog eens een aantal geloofsgenoten die zichtbaar niet van Duitsen bloed zijn. Ik heb voor mezelf besloten om in kerkdiensten waar ons vaderlandse volkslied gezongen wordt in het vervolg m’n mond te houden bij het eerste couplet en het zesde couplet ‘Mijn schild en de betrouwen, zijt Gij o God mijn Heer’ wel uit volle borst mee te zingen. En ik hoop dat er een keertje een rustig moment komt om het er samen serieus over te hebben of het chauvinistische eerste couplet wel te rijmen is met een eredienst voor onze grote hemelse Koning!
0 Comments
|
columns van peter
November 2024
|